Alle preken

De kleren van de keizer

Wat zijn jullie dan gaan zien?

Zusters en broeders,

Het leek wel een slecht toneelstuk. De baas van een voetbalbond die de baas van een groot land onderdanig met klatergoud overlaadt. De beide heren zijn nogal zelf-ingenomen. De één met een heuse vredesprijs, de ander met zijn verheffing op het wereldtoneel. Op een poppenkast wordt hier de wereld getrakteerd. Maar de voorstelling houdt niet op als het applaus is verstomd. Wel degelijk zijn hier de machten van de wereld aan het werk. De wereld kijkt toe. In die wereld zijn we, maar zijn we ook vàn die wereld? Doen wij mee met deze poppenkast, en proberen we de bazen van de wereld te behagen? Of proberen we onze integriteit te behouden?

De wereld is sneltreinvaart aan het veranderen. Ooit dachten we dat het fascisme definitief was verslagen, nu lijkt het springlevend weer aan de poorten te rammelen, of eigenlijk al in het zadel te zitten. Ooit dachten we dat een leger achterhaald was, nu zien we dat zonder soldaten een heel continent aan de kant wordt geschoven. Ooit dachten we dat diplomatie voorzichtig en beleefd moest zijn, nu is de man met de grofste mond de baas in de wereld. Hadden we ooit gedacht dat we op weg waren naar een land van vrede, en dat de grote oorlogen achter ons lagen. Nu lijkt eerder duisternis in te treden. De visioenen van bloeiende steppes zijn ver weg en maken plaats voor de woestijnen van platgebombardeerde fronten. Dat is de realiteit, dat de man die zo ingenomen is met een vredesprijs, zijn wil met vliegdekschepen aan andere landen oplegt. Dat hij agressors vrij spel geeft en een terreurstaat toestaat om grenzeloos geweld te plegen.

Is dit de voorbode van de toekomst? Of een stuiptrekking van het verleden? Zijn het profeten, die manen in dure pakken? Die de richting wijzen? Of zijn het koningen, die met goud behangen vooral zichzelf etaleren? En is dat dan een belofte, of een dreiging?

Koningen hebben in de Bijbel geen beste naam. Het koningschap werd ooit afgedwongen door het volk. Samuël moest en zou een koning zalven, want dat hadden de andere volken toch ook!? En wilde het volk Israël niet net zo zijn als de andere volken!? En serieus genomen worden als speler op het wereldlijk toneel? Samuël protesteert en houdt het volk voor dat een koning onze zonen en dochters zal opeisen, dat hij belasting gaat heffen en dat hij van vrije mensen onderdanen maakt. Niet een mens moest koning worden, zeker geen sterke man. Want God is koning!

Het volk had er geen boodschap aan, en jankte en joelde. En God zou het toestaan, de zalving van Saul. Op een enkele uitzondering na, waren de koningen in de Bijbel geen succesgevallen.

Ook Jezus is niet van de koningen. Hij wijst op Johannes de Doper in de woestijn. Allesbehalve een koning, gaat Johannes gekleed in een kemelharen mantel (een mantel van kamelenhaar, ruw en allesbehalve comfortabel). Dit is geen man die stroop smeert om bazen te behagen, maar een man die de waarheid zegt, en die oproept tot bekering. Die de weg van Jezus voorbereidt. Die het vrederijk aankondigt, die van gerechtigheid spreekt, en dus ook het oordeel uitspreekt over alles wat niet deugt. Die géén vredesprijzen verzint voor de geweldenaars van de wereld en die hen niet paait, om er zelf beter van te worden. Die het risico loopt om met de machten van de wereld in conflict te komen. Die uiteindelijk in de gevangenis zal belanden, en, inderdaad, het leven zal verliezen. Gebeurt dat niet met mensen die de macht zo uitdagen; dat ze het niet overleven? En is het dan niet beter om eieren voor je geld te kiezen en de bazen met cadeautjes te lijmen? Om zo het vege lijf te redden?

 

Of verlies je zo je ziel?

 

Profeten kunnen duidelijke, soms harde en zelfs afstotende taal, laten klinken. Ze nemen geen blad voor de mand als het om kritiek op de macht gaat. Ook Jesaja kan uithalen, en kondigt aan dat God met zijn wraak zal komen, dat Hij vergelding zal brengen. De geweldenaars zullen hun trekken thuis krijgen en uiteindelijk het onderspit delven. Het is taal om mensen wakker te schudden, om ze te versterken, en om moed en hoop te blijven houden. Het is stevige taal, waarmee de geweldenaars met gelijke munt wordt terugbetaald! Net goed!

Of is dat misschien juist niet het geval? Dat het niet gelijke munt is, maar dat de munt van haar waarde wordt ontdaan? Dat het klatergoud er niet meer toe doet? Dat opgeklopte zelfingenomenheid geen indruk meer maakt?

Jezus ondermijnt de macht, door niet de concurrentie aan te gaan, maar het spel niet mee te spelen. Vernietigend voor de bazen die zich in dure pakken hullen en graag gezien willen worden. Vernietigend omdat ze niet meer serieus worden genomen en hun machtsmiddelen er niet meer toe doen. Ooit paradeerde de keizer in de fijnste en duurste dracht door de stad, en iedereen bewonderde zijn zelf-ingenomenheid. Totdat een klein jongetje niet onder de indruk bleek; het spelletje niet meer meespeelde en de naaktheid van de keizer benoemde.

De wereld verandert in sneltreinvaart, en die sneltrein zullen we echt niet zomaar stoppen. Grote verschuivingen in de machtsbalans van de wereld zien we en daar spelen krachten die we niet zomaar overzien, en waar we al helemaal geen grip op hebben. Maar onderhuids speelt óók de vraag naar wat belangrijk is. Waarom doen we dingen, waar zijn we van onder de indruk, wat geven we steun en aandacht? Onderhuids is dat een zaak van wereldbeschouwing, en dus ook van religie. En dus is het ook aan ons om daar wat van te vinden. Zijn wij profeten die vragen durven stellen bij de zelfingenomenheid van de macht? Of proberen we de macht te paaien door het spel mee te spelen en te jubelen dat de nieuwe kleren van de keizer zo geweldig prachtig en verfijnd zijn?

Àls we dat spelletje mee willen spelen, dan moeten we naar de pijpen van de macht dansen. Dan worden onze zonen en dochters naar de fronten geroepen voor de belangen van de machthebbers. Dan kloppen ze onze zakken leeg om hun klatergoud te betalen. Dan zijn we geen vrije mensen meer, maar consumenten die de zakelijke belangen van het grote geld moeten dienen. En dan moeten we de successen van de grote heren gaan bewonderen en bejubelen.

Want dat is nadrukkelijk de bedoeling. De keizer moet gezien worden en toegejuicht. In al zijn zelf-ingenomenheid heeft hij aan zichzelf toch niet genoeg, maar lééft hij van kruipende  bewondering. Kijkcijfers blijken van groot belang, aandacht is cruciaal en het winnen van een vredesprijs is de heilige graal als iemand een te klein ego en te grote pretenties heeft.

Spelen we dat spel mee? Of kunnen we die munt haar waarde ontnemen? Zomaar maling aan de grote krachten in de wereld kun je niet hebben. Militaire en handelsbelangen laten zich niet zomaar wegdenken of ombuigen. Maar de onderliggende kracht van wat we belangrijk vinden is wel ook aan ons. Laten we ons als consumenten aanspreken? Bewonderen we het klatergoud van de keizer, juichen we de vredesprijs van een voetbalbond toe, of moet het de vraag zijn of we zo’n organisatie wel willen steunen?

Kunnen we dan wat doen? Als klein groepje mensen in Nijmegen, een stad die ze in Washington, Moskou en Bejing echt niet weten te liggen? Als de hele stad ineens ziet dat de keizer geen kleren aan heeft, verliest hij zijn bewondering en zijn voetstuk. Als niemand naar een wereldvoetbaltoernooi zou kijken, verliest het zijn waarde. Als niemand onder de indruk is van een grote mond, dan wordt het geroeptoeter niet gehoord. Het begint bij een kleine jongen die durft te zeggen wat hij ziet en die niet onder de indruk is van de poppenkast. Dat kleine jongetje kan iedereen zijn, die liever naar profeten dan naar grote monden luistert. Of dat een wereldwijd succes zal worden kunnen we niet voorzien, maar dat we onze integriteit ermee behouden, kunnen we wel zeggen. En is dat niet reden genoeg om liever naar een profeet in de woestijn te gaan kijken, dan naar een mens die rijk gekleed gaat.

Amen

14 december 2025
Wouter Slob
Maranathakerk
Jesaja 35: 1-10 Mattheüs 11: 2-11