Alle preken

Amen!

Amen, lego humin

Zusters en broeders,

Het is niet mijn gewoonte om u in het Grieks toe te spreken. Het is vast goed om ons te bedenken dat de Bijbel in vreemde talen is geschreven, maar de waarheid van God ligt niet in een tekst achter ons. Die ligt juist in de belofte die nog komen moet, en is niet geheime schat ergens ligt om door deskundigen opgegraven te worden, maar is een belofte die ons wordt aangezegd en die om instemming roept.

Zo lezen we vandaag volgens rooster uit het boek Openbaring. Een onafzienbare menigte, uit alle landen en alle volken, van elke stam en elke taal komt samen rond Gods troon. Om Hem te loven en te prijzen. Precies zoals dat met Pinksteren zal blijken, is iedere taal welkom! En die enorme schare werpt zich neer voor Gods troon en aanbidt Hem: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’

En met dat amen op de lippen, heb ik de lezing uit Mattheüs 18 erbij genomen. En dááruit dat zinnetje Grieks gelezen: Amen, lego umin. Een centraal en belangrijke woordje klinkt wel in het Grieks, maar is in de vertaling niet terug te vinden: Amen. In de vertaling wordt er ‘ik verzeker u’ van gemaakt. Elders wordt het wel met ‘waarlijk’ vertaald. Het zou dan kunnen lijken op het vaststellen van een feit. Iets dat nu eenmaal zo is, en waar iedereen hetzelfde over moet denken. Want dat is de rol van feiten, dat meningsverschillen worden kortgesloten. Ook in geloofskwesties wordt graag op feiten teruggevallen. Want als je die vast kunt stellen, dan moet iedereen het wel met je eens zijn. En kunnen overtuigingen, en dus ook geloof, dwingend worden opgelegd. Handig als het je om macht gaat. Handig ook om steun te forceren. Of om willekeur te legitimeren.

Dáár gaat het in de tekst vandaag niet om. Het is geen handleiding om krachten te mobiliseren. Het gaat om omgang met iemand die ‘gezondigd’ heeft. Mattheüs vermeldt niet wat de zonde precies is, en het kan om verschillende soorten dingen gaan. Er kan onrecht zijn gedaan, iemand kan zijn benadeeld, iemand kan zijn beledigd, of er kan een ernstig meningsverschil zijn ontstaan. Dit soort kwesties spéélden in de vroegste kerk, en in ditzelfde hoofdstuk gaat het om de vraag wat je moet doen met macht, hoe het zit met afgedwaalde schapen, waar misleiding toe leidt, hoe vaak je iemand moet vergeven. Het gaat dus om de onderlinge verhoudingen in de vroegste tijd. En dat was bepaald geen overbodige luxe, want in de vroegste tijd buitelden de inzichten over elkaar heen. Konden er flinke meningsverschillen zijn en flinke ruzie zijn.

Je zou kunnen denken dat in de vroegste tijd, zo vlak bij Jezus, de leerlingen allemaal ongeveer wel hetzelfde hadden gedacht. Hadden ze niet allemaal aan de voeten van Jezus gezeten, en dezelfde lessen gehad? Dezelfde dingen meegemaakt. Dezelfde feiten onder ogen gehad. Dan zou er toch wel een grote eenheid van geloven zijn geweest!

Zelfs op beslissende punten blijkt dat niet zomaar het geval te zijn geweest. De Evangeliën benadrukken bijvoorbeeld de lichamelijkheid van de opstanding. Maar de 1e brief van Petrus schrijft dat Jezus ‘naar het lichaam werd gedood maar naar de geest tot leven gewekt.’ Zelfs Paulus, die groot belang aan de opstanding hecht, legt uit dat er een ‘aards lichaam is gezaaid en een geestelijk lichaam opgewekt’. (1 Kor 15: 35 ff). Ook in de vroegste tijd was de Opstanding niet zomaar een voldongen feit, maar was er discussie over hoe je het begrijpen moest (en kon).

Het zou erg vreemd zijn als dat niet het geval zou zijn geweest. Want waren de verhalen over Jezus niet zó wonderbaarlijk dat de gewone kaders tekort schoten. Zo’n centrale boodschap als de opstanding kan in onze tijd vragen oproepen, maar in de tijd van Jezus was het opstaan uit de doden óók niet zomaar een alledaags verschijnsel. Thomas kon het niet zomaar van horen en zeggen aannemen, Paulus probeert het in termen van griekse filosofie te snappen, de evangelisten benadrukken de ervaringen van de leerlingen na de dood van Jezus. En andere zienswijzen konden nog veel wilder worden. Zo zijn er gnostische geschriften hervonden waarin Jezus helemaal niet is gekruisigd, maar er een nep-lichaam hangt. De ‘echte’ Jezus zou om de hoek staan te kijken en zou Zijn eigen rouwende volgelingen uitlachen omdat ze dachten dat Hij gedood werd. In de vroegste tijd waren de verschillen van inzicht nog veel groter dan nu.

In de loop van de tijd is dat in banen geleid. Moest er onderscheid worden gemaakt tussen wat wel en wat niet goed geloof werd genoemd; tussen wat ketterij en wat orthodox was. Maar dat had niet zomaar met het aflezen van feiten te maken. Want als dat zou kunnen, zouden de meningsverschillen nooit zijn opgekomen. Natuurlijk speelde macht een rol. Maar zeker óók met zorgvuldigheid. Er wordt wel eens gedacht dat ‘de kerk’ met de botte bijl andersdenkenden eruit heeft gewerkt. Het zogeheten ‘esoterische’ of gnostische christendom zou daarbij onder het tapijt zijn geveegd. Maar er waren dikwijls goede redenen om verschil te maken. Bij de lichamelijke opstanding gaat het ondermeer om de vraag of met menselijk lichaam van belang is. En of de schepping er dan dus toe doet. En of de Joodse erfenis daarmee behouden of verworpen zou moeten worden. In de discussie met de gnostiek ging het onder meer over de vraag of het geloof voor iedereen was, of alleen voor een elitaire groep uitverkorenen. Zoekend en tastend heeft de kerk haar weg moeten gaan. Vaak zijn daar afslagen genomen die we van harte onderschrijven, maar vast zijn er dingen waar wíj andere keuzes zouden maken. Vrouwen zijn bij de uitbouw van de kerkelijke leer al snel op een zijspoor afgerangeerd; daar denken we inmiddels misschien anders over. Maar de vaak uiterst negatieve kijk op het lichaam, inclusief afkeer van seksualiteit, zoals de gnostiek dat vaak kende, is wellicht terecht aan de kant gezet.

Maar wat is dan terecht? Hoe maken we onderscheidingen en hoe gaan we met andersdenkenden om? Zetten we die op een zijspoor, of proberen we te luisteren en verder te komen? ‘Verder komen’ betekent in ieder geval dat we niet terug-gaan. Want de waarheid van God ligt niet achter, maar vóór ons. We zijn onderweg naar Gods belofte. En leidend daarin moet de Geest zijn. De Geest van Liefde. Dan gaat het er niet om dat we vervoering raken, en de beslissingen vóór ons genomen worden. Dan gaat het erom dat het nooit om botte macht gaat, of om het afvoeren van mensen. Bij de liefde gaat het om dienstbaarheid, om luisteren naar elkaar. Misschien zit je zelf fout, en is het verstandig er een ander bij te halen. Doe dat eerst discreet, zet niet meteen iemand in de beklaagdenbank maar luister naar weerwoord. Wees terughoudend bij veroordeling, en probeer zeventig maal zeven te vergeven. Blijf op zoek naar de verloren schapen. Mattheüs beschrijft een proces van zorgvuldigheid. Liefde is nooit op het eigen belang, maar altijd op dat van de ander gericht. Vast heeft ook de kerk dat niet altijd even scherp in het oog gehouden. Maar in het christelijk denken kan het niet om het botvieren van de eigen macht gaan, alsof we geloofswaarheden dwingend op zouden kunnen leggen, maar moet het om het dienen van de liefde gaan, waarbij echter wel degelijk richting mag worden gewezen; want niet alle keuzes zijn onverschillig. Een belangrijk punt in het dienen van de liefde is, is dat we van genade leven. Dat we het krijgen moeten en ontvangen mogen. En dat we daarom van de aanzegging moeten leven. De aanzegging die ons niet zomaar bevestigt in ons eigen gelijk, maar pas van belang wordt als onze vooringenomenheid wordt doorbroken. Als we iets horen wat we zelf niet zouden hebben bedacht. Als we overvallen worden door wat zich opdringt, en waar we niet onderuit kunnen. Als er verhalen gaan over een Opgestane Heer, die ons aanspreekt; of die ons onderweg naar Damascus de ogen opent door ons met blindheid te slaan; zoals met Paulus gebeurde. Of als de kracht van deemoed onze eigen pogingen om ons leven te bewijzen ineens overbodig maakt. Of als we ons realiseren dat we mogen genieten van wat ons geschonken wordt en dat we daar niet terughoudend in hoeven te zijn.

Als we kortom vaststellen dat de ander, en niet wijzelf gelijk hebben. Dát wordt uitgerukt in Amen. Het betekent immers ‘zo is het’. Het geeft instemming aan, we nemen het gezegde over. En nemen er verantwoordelijkheid voor. ‘Amen’ is daarom geen afsluiting, maar geeft óók richting. Want als je ergens mee hebt ingestemd, dan bepaalt dat de mogelijkheden die je kunt gaan. ‘Ik verzeker u’, of zelfs ‘waarlijk’ is dan een beetje te dun als vertaling. Want het gaat niet om het vaststellen van feiten, die nu eenmaal zo zijn, het gaat veelmeer op instemming waar je zelf verantwoordelijkheid voor neemt. En dat blijft van belang. Want keuzes zijn niet onverschillig.

De zoektocht naar het Beloofde Land gaat niet buiten ons om, maar krijgt gestalte wanneer wij ons door die Geest van Liefde laten leiden. Als we ‘Amen’ zeggen op een boodschap van dienende en deemoedige liefde, dan kunnen we niet instemmen met het botvieren van macht. En als niet alle keuzes inwisselbaar zijn, dan moeten we sommige opties ook afwijzen. Opties waar volkerenmoord bij komt kijken, opties die het eigen belang schaamteloos centraal stellen, opties die nooit verantwoordelijkheid nemen maar wel altijd de credits opstrijken. Zouden we dat niet ondubbelzinnig moeten afwijzen. Want naar de geest van liefde kan het niet zijn.

Amen

11 mei 2025
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Openbaring 7: 9-12 Mattheüs 18: 15-20