Alle preken

Familieverhoudingen

God gaat met Jacob mee

Zusters en broeders,

Familieverhoudingen kunnen ingewikkeld zijn. Natuurlijk met kerst, maar mogelijk ook met Pasen kan dat aan onze eigen koffie- of eettafels duidelijk worden. Welke onderwerpen zijn er gevoelig; leiden altijd tot verhitte discussies? Welke plaats aan de tafel hebben of krijgen we? Wie staat er in de keuken, voor of na het eten? En vooral ook: wie nóóit ooit! Allemaal patronen, die onderlinge verhoudingen weergeven, en die we allemaal haarfijn aanvoelen omdat we er zelf deel van uitmaken, ook als het buitenstaanders maar nauwelijks op zal vallen. Het zijn ook patronen waar je maar moeilijk los van kunt komen; want het is nu eenmaal hoe het gaat. Zo ga je al jaren en jaren met elkaar om, en dat voelt voor iedereen vertrouwd; ook al is het niet per se gemakkelijk of leuk.

Vast herkenbaar, want allemaal hebben we met familieverhoudingen te maken. Zelfs als ze afwezig zouden zijn, als kinderen jong wees zijn geworden, of door ouders verlaten, dan speelt dàt een bepalende rol. Niet zo gek dus, het belang van familieverhoudingen, en het geeft aan dat we als mensen, zeker deels, worden gevormd door onze achtergrond, door het nest waar we vandaan kwamen, door omstandigheden. En óók door beslissende gebeurtenissen.

Zo was Esau ongetwijfeld gestempeld door het gekonkel van zijn broer. En dat van zijn moeder op de achtergrond, want die kon er ook wat van, van konkelen. We lezen vandaag het verhaal van Bethel. Waar Jakob een droom over de poort van de hemel had, en in die droom Gods zegen meekreeg. Van God zelf. En dit keer gemeend en gegund. En vooral: niet gestolen. Want dat hij éérder wel gedaan: een zegen gestolen. [afbeelding. MK, naar schilderij van Govert Flinck, 1638, Rijksmuseum].

We kennen vast het verhaal hoe Jacob met een list de zegen aan Isaac ontfutselt die hij eigenlijk voor Esau had bestemd. De argwaan van de oude blinde vader wordt op gluiperige wijze voor moeder en zoon bewerkt, en Esau wordt gepasseerd. Moeder Rebecca is het kwade genius achter dit verraad, maar Jacob doet graag mee. Kan of durft hij op eigen kracht niet? Als huismus was hij altijd al het lievelingetje van moeder geweest, terwijl de ruwe jager Esau meer een vaderskind was. Maar de verhoudingen werden pas goed verstoord, zoals wel vaker, door de partnerkeuze van Esau: hij trouwde met twee hethitische vrouwen: Jehudit en Basemat, en deze dames waren niet erg welkom aan de feesttafel van de schoonfamilie. Helemaal duidelijk waarom de schoondochters een ‘voortdurende bron van ergernis’ waren staat er niet bij. Ze waren ‘vreemd’, natuurlijk; van een ander volk. Maar net zomin als de familie van Abraham en Isaak afkomstig uit Kanaän. Was er misschien een soort rivaliteit tussen verschillende groepen immigranten? Of wilde Rebecca haar kleinkinderen gewoon liever ‘eigen’ houden dan ‘vreemd’?

Met die opdracht wordt Jacob op pad gestuurd. Door Isaac, die, opnieuw bewerkt door Rebecca, hem wegstuurt om een vrouw in hun oude thuisland te gaan halen. Liefst bij naaste familie: bij de broer van Rebecca, Laban. Jacob heeft niet de ruggengraat om de machinaties van zijn moeder te weerstaan bij het stelen van de zegen. Maar durft ook zijn eigen weg niet te gaan bij het kiezen van een partner. Hij láát zich op pad sturen door zijn ouders, om te doen wat zíj willen. Ook als dat ten koste van zijn broer, en misschien ook wel van zichzelf gaat. Want niet zijn eigen weg gaat hij, maar aan de verwachtingen van zijn familie probeert hij te voldoen.

De vlucht van Jacob heeft met vrouwen te maken, en niet, zoals we makkelijk zouden denken, met de woede van Esau. Impulsief als hij was had hij geroepen Jacob te zullen vermoorden, maar in feite heeft hem niks gedaan en zal hem jaren later, als Jacob weer terug zal komen uit den vreemde, warm en hartelijk onthalen. De ruwe en onbesuisde Esau is eigenlijk veel sympathieker dan de berekenende Jacob. Maar wordt wel steeds op het tweede plan gezet.

Het verhaal volgt de gebeurtenissen van Jacob. Hoe hij bij zijn oom Laban aankomt. Hoe hij wil trouwen met de liefelijke Rachel, maar dan wel eerst zeven jaar moet werken bij oom. Die hem op de bruiloft echter niet met zijn geliefde, maar met haar oudere zus Lea verbindt. Met Lea’s ‘fletse ogen’ wellicht achter een sluier verborgen, werd hij als bedrieger bedrogen. Om toch, ook met Rachel, te kunnen trouwen zou hij opnieuw zeven jaar moeten werken. En ook dan duikt de berekenende en konkelende inborst van Jacob steeds weer op. Maar was niet ook híj product van opvoeding en omstandigheden? Kon hij, net zomin als zijn vader, op tegen zijn dominante moeder, die steeds de lijnen uitstippelde en de zaken naar haar hand wilde zetten? Was hij niet in essentie ook een bange man?

Een man die de zegen aan Isaac had ontstolen, maar van God, zomaar, kreeg. En daar mee verder kon. Letterlijk. Dat stuk uit het verhaal hebben we gelezen. Opgejut door Rebecca wordt hij door Isaac naar Haran, aan de andere kant van de woestijn gestuurd, om de familielijn veilig te stellen. Hij mag zijn eigen beslissingen niet zelf nemen, maar moet doen wat er van hem wordt verwacht. Maar God ziet hem, en gaat met hem mee. En dat is opmerkelijk. In deze tijd van de Bijbel zijn de goden stamgoden. De God van Isaac is de God van Abraham en hoort bij hun familie. Die God wordt ook de God van Rebecca toen zij met Isaac trouwde. Maar haar broer, oom Laban zal andere goden blijken te hebben. En dan gaat Jacob op reis; verlaat het stamgebied van Isaac, om naar dat van Laban te reizen. Maar God blijft niet achter; Hij gaat met hem mee. In dit verhaal wordt God ‘groter’; nou ja, wordt het godsbeeld ‘groter.’ Het godsbeeld in de Bijbel is niet in alle tijden hetzelfde, maar verandert. En dit verhaal is een belangrijk moment. Want God is niet langer een stamgod die zich om het belang van de familie, en de familielijn, bekommert. Het is ook een God die de nood van individuen aanziet, en die steun en kracht geeft. En die met je meegaat, als je het stamgebied verlaat, onbekende wegen betreedt en een onbekende toekomst tegemoet gaat.

Die God is steeds met Jacob meegegaan, en daarom wordt de God van Abraham en Isaac ook de God van Jacob. En dat zal zich, ook bij Jacob zelf, uiteindelijk alleen maar verdiepen, zal steeds meer betekenis krijgen. Niet zonder slag of stoot. Als hij na jaren en jaren weer naar huis terugkeert en geconfronteerd wordt met zijn verleden zal hij bij het oversteken van de rivier de Jabbok strijden met God, en met zichzelf. Hij zal zijn leven onder ogen durven zien, en weten dat het zeker geen verdienste is (want zo verdienstelijk is hij niet), dat het evenmin roofgoed is (want de roof van de zegen zal hem op een soort verbanning komen te staan), maar dat het genade is die van God wordt gegeven en die je niet alleen zal laten waarheen je ook zult gaan, hoever je ook zult afdwalen. Met die God, en bij die God mag je altijd weer thuiskomen. En kom je tot jezelf. Bij Jacob heeft dat een tijd geduurd. Eerst aan de rokken van moeder, dan deel van haar machinaties. In dienst van zijn oom, en aan diens grillen onderworpen. En steeds foezelend. Kruipend en kuipend, probeert hij tussen de druk van wat er van hem wordt verwacht door te glijden. Maar na het gevecht bij de Jabbok komt hij tot zichzelf, en krijgt dan een nieuwe naam: Israël; de naam waar het hele volk zal worden genoemd.

En daarmee heeft dat verhaal een enorme zeggingskracht gekregen. Al eeuwen en eeuwen en eeuwen en eeuwen. En is dat niet een beetje gek; voor een verhaaltje dat geeneens ‘echt’ is gebeurd? Anders dan bij sommige andere verhalen uit de Bijbel staat hier onomwonden vermeld dat het een droom was: niet ‘echt’, dus? Hooguit gevoel van Jacob, misschien; na een slechte nacht met een steen als kussen (zouden wij ook rare dromen van kunnen krijgen!)

Het was een droom, en de poort van de hemel is geen beschrijving van een feitelijke plek waar je naar toe zou kunnen fietsen. Een uitdrukking van geloofsvertrouwen is het, die in de loop van de Bijbel nog verder zal ontwikkelen. En die voor Christenen in Jezus zal uitlopen en om aanvaarding, vergeving en verzoening gaat. Dat verhaal is al eeuwen en eeuwen verteld en heeft daarbij steeds betekenis kunnen krijgen, en realiteit kunnen vormen. En is daarmee veel groter geworden dan een herinnering aan ene ochtend ergens onderweg naar een verre oom. Het heeft het leven van Jacob betekenis gegeven, het is steeds met hem meegegaan. Hij heeft zijn kracht en zijn troost erin gevonden. En hij heeft er na strijd, vrede mee gevonden, en is, eindelijk tot zichzelf gekomen.

Eeuwen en eeuwen en eeuwen is dat verhaal verteld. En nooit verstomd, omdat het steeds weer de kaders van mensenlevens heeft kunnen vormen. Dàt verhaal vertelde die vreemde man die met de Emmaüsgangers meeliep toen alles verloren leek. En die het verdriet, de ontreddering en de rouw deed veranderen in een nieuwe toekomst: werkelijk is zo de dood teniet gedaan!

Dat verhaal gaat ook met ons mee, en mag ons leven betekenis en diepgang geven. Mag maken dat wij tot onszelf komen. En met onszelf kunnen leven, ook als we vervelende dingen hebben gedaan, of lang niet altijd erg aardig waren. Want de genade van God kun je niet verdienen, maar ook niet verspelen. Je mag het omarmen en aanvaarden. Om dan te gaan vertellen: de dood is te niet gedaan!

Halleluja, amen

27 april 2025
Wouter Slob
Ontmoetingskerk
Genesis 28: 10-22 Lucas 24: 13-35