Alle preken

Van Kribbe, Herberg en Windelen

Waarom gaan Jozef en Maria niet meer naar een herberg, maar naar een gastenverbijf?

Zusters en broeders,

We spreken niet meer van ‘windelen’ als we het over doeken hebben. En een ‘onder-trouwde wijve’ klinkt in onze oren ook wat vreemd. Taal verandert en verschuift. Betekenissen verdwijnen of krijgen een ander accent. In die zin is het niet vreemd dat ook bijbelvertalingen geregeld moeten worden bijgesteld. Om ze bij de tijd te houden.

Toch zal het ook niemand verbazen dat hier weerstand kan komen. Vooral als het gaat om bekende en geliefde teksten. Het besluit om ‘windelen’ in ‘doeken’ te veranderen zal wel nooit omstreden zijn geweest, maar anders ligt dat bij ‘herberg’ en ‘kribbe’. Dat zijn niet alleen woorden, ze roepen een hele context op. In menig kerstlied bezongen, en centrale onderdelen van kerstspellen, hebben die woorden een warme klank. We associëren ze met het vieren van het kerstfeest, zoals we dat van vroeger kennen. Met dennentakken, kerstkransjes en warme chocomelk. Verstoor je dat beeld niet als je ineens andere woorden gaat gebruiken?

Het antwoord is vast: ja, dat beeld verstoor je. En de Bijbelvertalers zullen daar, zeker bij deze woorden goed over na hebben gedacht. En wellicht is het verstoren van een al te zoetsappig beeld van het kerstgebeuren precies één van de redenen om het woord te willen veranderen. Want de stal der geboorte rook niet naar dennentak en chocomelk, maar naar mest. ‘Voerbak’ klinkt een platter dan ‘kribbe’, maar het hele verhaal gáát er ook om dat het armoedig was. Bijbelvertalers horen niet nostalgisch te zijn, maar moeten de inhoud van het verhaal recht doen.

Niet alleen ‘kribbe’, ook het woord ‘herberg’ kan in het huidige Nederlands iets ‘gezelligs’ hebben. De belangrijkste reden voor een andere vertaling heeft met het oorspronkelijke Grieks

te maken. Het woord dat wordt gebruikt (kataluma) is in feite vager en algemener dan het woord dat herberg betekent (pandocheion). Om die vaagheid te behouden is voor ‘gastenverblijf’ gekozen. Overigens stond er in 2004 nog ‘nachtverblijf.’ Helemaal gelukkig zijn de vertalers er kennelijk toch niet mee. Nachtverblijf zou wat teveel naar dierentuin klinken…, maar ‘gastenverblijf’ dan? Klinkt dat niet wat veel naar AirB&B?

Hier komt een dieper probleem rond Bijbelvertalen naar voren: moet het aansluiten bij onze tijd en onze begrippen, of moet er een oorspronkelijk context worden weergegeven? Hier moeten Bijbelvertalers een tamelijk principiële keuze maken: moet het Nederlands vloeiend klinken, of moeten de grondteksten in het Hebreeuws en Grieks herkenbaar blijven? De Nieuwe Bijbelvertaling (die we nu standaard gebruiken) wil ‘grondtekstgetrouw’ zijn, maar óók ‘doeltaalgericht’.  Dat betekent dat het Hebreeuws en het Grieks geen geweld mag worden aangedaan, maar dat het Nederlands niet als vertaling mag opvallen. De Statenvertaling, maar ook de moderne Naardense Bijbel maken hier een andere keuze: die willen juist vooral de grondtalen laten doorklinken, desnoods ten koste van de begrijpelijkheid in het Nederlands.

Dat is niet alleen maar ‘hang’ naar het oude. Bepaalde verbanden en betekenissen zijn alleen in het oorspronkelijke verband duidelijk, en verliezen hun kracht als je het teveel naar de begrijpelijkheid van onze tijd zou brengen. In het Bijbelboek Jona, bijvoorbeeld, moet de profeet de stad Ninevé waarschuwen, en zegt dan in de NBV: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’. Dat is een begrijpelijk boodschap in het Nederlands: want de stad wordt met dreiging gewaarschuwd. Maar de profetie komt niet uit. Want de stad bekeert zich en wordt niet verwoest (tot sacherijn van Jona). De Statenvertaling houdt zich dichter bij het Hebreeuws en vertaalt: ‘Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd.’ Zou dat onbegrijpelijk zijn, omdat hele steden niet kunnen worden omgekeerd? Maar de profetie komt zo wel uit: ‘omkering’ blijkt uiteindelijk ‘bekering’ te betekenen. Het oorspronkelijke Hebreeuws heeft een bewuste dubbelzinnigheid, die je niet moet wegvertalen.

En ook daar zit een aspect dat Bijbelvertalen nogal eens in de weg zit: er bestaat de neiging om de tekst ‘begrijpelijk’ te maken en dubbelzinnigheden weg te poetsen. In feite bestaat de neiging om vertalingen op te vromen, en klinken vertalingen nogal eens logischer en plechtiger dan het origineel. Maar ook ‘kloppender.’ Onbegrijpelijke dingen worden begrijpelijker gemaakt. Maar dan wordt de Bijbeltekst dus ook aangepast aan onze smaak, en onze verwachtingen. Kunnen we de Bijbel dan alleen maar geloven als we het zelf begrijpelijk vinden? Of kan de Bijbel ons iets aanzeggen waar we zelf niet zomaar op zouden zijn gekomen? En die misschien buiten ons begrip vallen? Zou de meest centrale gedachte van het geloof, daar al niet onder vallen. Namelijk: dat ons leven er in de ogen van God toe doet, ook al voelen wij ons afgeschreven, ook al zijn we aan de kant geschoven, ook al hebben we het nergens aan verdiend… Zouden we dáár zelf opkomen, als we diep in de krochten van de ziel zouden kijken?

De vraag naar de begrijpelijkheid komt niet alleen bij Bijbelvertalingen naar voren, maar sowieso in het geloof, zeker ook in de kerkdienst. Moeten we traditionele woorden blijven gebruiken, omdat die de kerkdienst maken tot een kerkdienst? Of moeten we de taal naar de tegenwoordige tijd brengen? Omdat anders volstrekt onbegrijpelijk wordt wat we hier aan het doen zijn. De kerkdienst is weleens een Chinees Schouwspel genoemd, omdat het zo onbegrijpelijk zou zijn geworden. Moeten we dan het Onze Hulp, dat klassiek aan het begin van de dienst klinkt, maar vervangen door een hippe jingle: ‘welkom vrienden, we gaan beginnen!’ Of moeten we gekoesterde woorden als ‘verzoening, verootmoediging en lofprijzing’ net als ‘herberg’ en ‘kribbe’ dan maar loslaten? Dat lijkt me niet zomaar een goed idee. Juist deze bijzondere woorden maken de kerkdienst tot iets bijzonders. Kaderen haar af van het normale, andere leven en geven het een eigen inhoud.

Maar die inhoud moet wel gecommuniceerd kunnen blijven worden. Misschien toch maar eens wat extra uitgelegd. Want het gaat nooit om nostalgische ‘hang’ naar het verleden op zichzelf. Het moet altijd gaan om de zeggingskracht van het evangelie in onze eigen tijd. En dan kan er wel degelijk reden zijn om vertalingen te veranderen. Omdat de boodschap voller en dieper kan zijn dan wij zouden verwachten. En God ons mogelijk méér te zeggen heeft, dan wij zouden durven of kunnen verwachten.

Daarvan is die kribbe vast een voorbeeld. Dat moet niet al te gezellig klinken, want de boodschap is dat Christus niet in glorie, maar in alle deemoed komt. (Weer zo’n gekoesterd kerkelijk woord; het betekent bescheidenheid!) God wordt niet alleen mens onder de mensen; Hij heeft Zijn grootheid afgelegd. Niet vanzelfsprekend heeft Hij plaats onder de mensen, aan de rand van de samenleving moet Hij zijn plaats zoeken. En maakt Hij zich afhankelijk van de toewijding en de zorg van mensen. En betrekt zo ook ons bij Zijn heilswerk.

De lezing vandaag is niet gebruikelijk aan het begin van de 40-dagentijd nu we op weg zijn naar Pasen. Maar het mag onderstrepen dat het in het geloof stééds om de boodschap voor onszelf gaat. Het zijn geen beschrijvingen van hoe het ooit was, het gaat om betekenissen waar we mee verder mogen. Die ons helpen kunnen onze weg in de wereld te vinden. En die niet zomaar aan de wereld moeten worden aangepast, juist omdat ze de wereld ook mogen kunnen veranderen. In ieder geval al de wereld die wijzelf zijn. Want de aanzegging bestaat in de eerste plaats uit iets dat wijzelf niet zouden bedenken: dat onze kleine, beperkte en mogelijk zondige levens waardevol zijn in de ogen van God, en dáárom welkom zijn bij God aan tafel.

Amen

18 februari 2024
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Lucas 2: 1-7 {Statenvertaling + Luthervertaling) Lucas 2: 1-7 (NBV 21)