Alle preken

Hoop hebben

Als de mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden?

Broeders en zusters,

Deze zin uit het verhaal van Lucas was aanleiding voor één van de vragen die we verzameld hebben. Die zin, maar vermoedelijk óók de situatie in onze samenleving. Waarin het geloof tanende is en we mee maken dat de kerken leeglopen en steeds minder plek in de samenleving hebben. Verdwijnt het geloof?

En wat betekent dat dan? Is het gewoon een historisch gegeven dat religies komen en gaan? Of zouden we het vanuit het geloof zelf moeten bekijken, en is het een teken aan de wand? Is het misschien een voorbode dat de tijd af gaat lopen? Dat de aarde vernietigd zal worden; zoals eens bij de zondvloed? Om plaats te maken voor iets nieuws? Daarover zijn toch teksten te vinden in de Bijbel? Vorige week ging de preek daarover (voor belangstellenden: terug te lezen op de site van de kerk).

Zijn de tekenen des tijds niet overduidelijk? We zien het toch zelf: zelfs als we langs de oorlogen heen zouden zien, en de ogen zouden sluiten voor de vluchtelingenproblematiek. Als we de verontrustende politiek-juridische strijd in Amerika even zouden vergeten en de leegloop in de Nederlandse politiek niet zouden willen opblazen, dan nog dringt de klimaatverandering zich deze zomer aan alle kanten op, niet in het minst op onze vakantiebestemmingen. In de krant konden we afgelopen week lezen dat de hoop op technische oplossingen voor de energievraagstukken zelfbedrog is, omdat er in de hele wereld niet genoeg grondstoffen zijn om alle windmolens, zonnepanelen en batterijen te maken die daarvoor nodig zouden zijn. Een somber beeld. Dat makkelijk tot cynisme leidt.

En dat op zichzelf is alarmerend. Want als de zaak hopeloos is, dan wordt het stilaan ook zinloos om er iets aan te willen doen. Lang hebben klimaatontkenners het probleem willen ontkennen, en nu dat niet langer kan geven ze het vinden van oplossingen op. Nooit is er dus reden om tot serieuze verandering te komen. In deze situatie kunnen we hooguit proberen er zelf het beste uit te springen. Door onze eigen belangen veilig te stellen. De rest van de wereld moet dat ook maar doen. Dan voert onverschilligheid de boventoon. Riskant, want dat kan alleen maar tot oplopende spanningen leiden. En tot grote, onbeheersbare problemen rond de toegankelijkheid van water. Voedseltekorten zullen het gevolg zijn, en de huidige vluchtelingenstromen zijn verwaarloosbaar bij wat er dan op gang kan komen.

Loopt de wereldtijd dan af? En lopen wij onvermijdelijk toe op een wereldwijde catastrofe?

Zeker zijn er grote en ernstige problemen, maar of het einde van de tijd er aan komt? ‘Van die tijd en die ure weet niemand’, lazen we vorige week, ‘ook de engelen, ook de Zoon niet.’ De dreiging is ernstig genoeg, maar misschien ernstiger nog zou het zijn, als we alleen vanwege de gevaren in actie zouden willen komen. En niet, gewoon, omdat het goed is. En we het goede, ook zonder dreiging, zouden moeten willen doen.

Als we dat hadden gedaan, als we de aarde goed hadden beheerd, zouden we dan in deze situatie terecht zijn gekomen? Als we verantwoordelijkheid hadden genomen om niet altijd maar méér te willen en méér te pakken dan ons toekwam, zouden we dan de aarde hebben uitgeput en geplunderd? Als we méér naar de geboden van God hadden geluisterd, zouden we er dan misschien niet beter voor hebben gestaan?

En is de veronachtzaming van de geboden van God dan niet deel van het probleem?

Vast is er een verband tussen wereldbewoning en wereldbeschouwing. Natuurlijk is de manier waarop we tegen de wereld aankijken van invloed op hoe we met die wereld omgaan. En dus komt ook de godsdienstige manier om tegen de wereld aan te kijken in beeld. Heeft het geloof dan altijd een zegenrijk perspectief op de wereld gehad? Sommigen betwisten dat, en geven de Bijbelse zienswijze zelfs de schuld van de uitputting van de aarde. Zegt het geloof niet dat de aarde voor de mens gemaakt is om haar te bewonen? Heerschappij zal de mens voeren over de schepping, en de vruchtdragende planten en de vruchtbomen zouden tot voedsel zijn. Een vrijbrief om te pakken wat je pakken kan? Dan is misschien maar goed dat het geloof verdwijnt, want daarmee zouden alle problemen zijn begonnen.

‘Een vrijbrief om te pakken wat je pakken kan?’ Op z’n hoogst een aansporing om vegetarisch te eten; van biefstukken of riblappen is in het scheppingsverhaal geen sprake. Laat staan van mijnbouw, massakap en milieuverontreiniging. Maar de letterlijke betekenis is nooit de diepere duiding van een Bijbeltekst. Het gaat om de manier waarop de mens in de schepping is geplaatst. En is het dan zo dat mensen boven de rest van de schepping zijn gesteld en de wereld ons dus grenzeloos ter beschikking zou staan? Maar dan moeten we toch echt beter gaan lezen. Want in het geloof moet heersen niet onderwerpen zijn, maar is heersen altijd dienen. De mens is geen eigenaar die vrijelijk over alle natuurlijk bronnen kan beschikken, maar is hooguit rentmeester en voert het beheer. En dan niet boven de schepping, maar als onderdeel ervan. En gaat het meer om verantwoordelijkheid dan om uitbuiten van bezit.

En misschien is dat juist wel een probleem geworden: verantwoordelijk nemen en dragen, en afleggen. Sinds een aantal eeuwen is het ‘autonome individu’ aan een opmars bezig. Autonomie: dat is het duurdere woord voor zelfzucht, egoïsme. Het gaat erom dat we ons niet meer willen laten gezeggen en alles zelf wel bepalen. Dat we geen instantie meer boven ons dulden die méér kennis van goed en kwaad zou hebben, en die ons leven zou beoordelen. Nee, in datzelfde paradijs hebben we van de boom van kennis van goed en kwaad willen snoepen, om zelf tot dat oordeel te kunnen komen. Het gewurm om onder Gods regels uit te komen, begint al in het paradijs. ‘Zelf’, willen we, ‘zelf doen, zelf beslissen’. En na al die eeuwen is dat de laatste honderd jaar tot een soort van climax gekomen. In het doorgeslagen zelf is God weggepoetst. En is ook de ander verdwenen; net zo als de gedachte dat we verantwoordelijkheid moeten zijn voor de ander. Want als alleen het zelf, het IK bestaat, dan is al het andere alleen maar interessant als het voor ons bruikbaar is. Dàn wordt de hele werkelijkheid instrument voor het gerief van het individu. Als de grenzen dan in zicht komen dekken we dat cynisch af. ‘Snel nog op vakantie naar de noordpool om de laatste ijsberen te zien, want die redden het niet lang meer.’ En als dat voor velen verwoestend zal zijn, trekken we muren van onverschilligheid om ons op. En sluiten we de grenzen want voor alle klimaatvluchtelingen kunnen we natuurlijk geen plek hebben.

‘Als de mensenzoon terugkomt, zal Hij dan nog geloof vinden?’ Zou de mensenzoon alleen cynisme en onverschilligheid vinden? Of zou er ook hoop te vinden zijn, dat het anders en beter kan en moet. Omdat we verantwoordelijkheid voor de schepping hebben. Als wij over geloof praten, dan hebben we vaak de verhalen van de Bijbel voor ogen, de manier waarop we kerk zijn, hoe we met elkaar omgaan en wat hier bijvoorbeeld in de dienst gebeurt. En als dat onder druk komt, dan hebben we makkelijk het gevoel dat het geloof verdwijnt. Een zorg, die overigens geenszins onterecht is. Maar misschien nog dieper is het probleem dat met het wegvallen van een godsdienstige manier van naar de wereld kijken, ook het idee van verantwoordelijkheid onder druk komt. En dat het autonome individu zich niet wil laten gezeggen en alles zelf wel bepaalt. Alle anderen moeten luisteren, maar wijzelf zijn niet tot concessies bereid.

Een treffend voorbeeld is onze parlementaire situatie. Ooit was er een aantal politieke richtingen die vanuit een bepaald wereldbeschouwelijk perspectief het beleid van het land bepaalden. Daar was genoeg over te doen, maar in beginsel werd er voor een zienswijze gekozen. En voor beleidsmakers die het vertrouwen kregen om er handen en voeten aan te geven. En bij gebrek aan meerderheden, moest daar altijd met zekere wijsheid over worden onderhandeld. En moesten concessies worden gedaan.

Die concessies lijken verleden tijd. Tegenwoordig wil iedereen dat uitsluitend de eigen belangen worden gediend, en daar moet maar voor worden gezorgd. Mensen die grote beloftes doen trekken de aandacht en de stemmen. En als ze het niet waarmaken, worden ze afgebrand. Vertrouwen wordt niet meer gegund, maar wordt in aansprakelijkheid afgerekend. Het leidt tot parlementaire versplintering, wat het land onbestuurbaar dreigt te maken, maar het leidt óók tot cynisme en onverschilligheid. Ooit traden politici af als het vertrouwen was beschaamd. Nu leiden ze de verantwoordelijkheid af door het aan anderen toe te schrijven. En stappen ze op, als ze belaagd worden door woedende teleurgestelden die hun zin niet kregen. De vraag of je er nog zin in hebt is dan belangrijker dan de vraag wat je voor de publieke zaak kunt betekenen. Het politieke klimaat wordt guur en het mag de vraag zijn of dat de juiste mensen aan blijft trekken.

In een aantal actuele dossiers komt deze verschuiving in het maatschappelijk krachtenveld pijnlijk duidelijk naar voren. Bij de Groninger aardbevingen druipt het cynisme er van af. Gedupeerde bewoners van de streek krijgen hun schade maar niet verhaald terwijl de gederfde inkomsten van de veroorzakende oliebedrijven juridisch waterdicht zijn gewaarborgd. En bij de toeslagenaffaire werd de verantwoordelijkheid voor het veroorzaken van enorm leed bij juist kwetsbare mensen in totale onverschilligheid ontlopen en weggewuifd. Maar allemaal realiseren we ons toch dat als de overheid zó handelt het iedereen, ook ons, kan treffen.

Er is niet zomaar een één op één relatie met deze politiek van cynisme en onverschilligheid en met de ontkerkelijking. Er zijn gelukkig ook genoeg niet-kerkelijke mensen die gewetensvol in het leven staan. Maar het christelijke geloof heeft hier wel degelijk óók een boodschap, en kan de opdracht tot het nemen van verantwoordelijkheid goed verwoorden en vieren.

Want in het geloof gaat het niet om de zelfzucht van ‘autonome individuen’ die niets met elkaar te maken hebben. Wij hebben onszelf niet gemaakt; zijn principieel afhankelijk. We hebben ons leven niet eens in bezit, maar mogen het als geschenk aanvaarden. En hebben de wereld en de werkelijkheid te leen. Als een kostbaar geschenk moeten we daar behoedzaam mee omgaan. Dat is waar het in kerk en geloof ten diepste over gaat. Méér dan over wie wel en wie niet iets zou mogen in de kerk, bijvoorbeeld. En dat is ook méér waar het geloof over gaat dat de Mensenzoon hoopt te vinden: dat er hoop is om werk te willen maken van gerechtigheid en vrede.

Het zinnetje waar we de preek mee begonnen, staat in dat teken: dat er vertrouwen is op de toekomst van God. Een toekomst van gerechtigheid en vrede. De gelijkenis gaat over een cynische en onverschillige rechter. Een rechter die zijn plicht en zijn roeping verzaakt, die geen ontzag heeft voor God en zich niets aan de mensen gelegen laat liggen. Een rechter die zich laat omkopen misschien? Een rechter die het recht ombuigt naar de meestbiedende? Naar de invloedrijkste belanghebbenden? Vast zal hij ‘recht spreken’, in de zin dat hij het mooi weet te verpakken met fraaie citaten en moeilijke woorden. Maar ‘krom’ spreekt hij stellig omdat hij de gerechtigheid uit het oog verliest. Voor de lezers van Lucas begrijpelijk en herkenbaar; en voor ons? Gezien bijvoorbeeld de aardbevingsdiscussie en de toeslagenaffaire? Vast zal het juridisch allemaal zijn afgedicht, maar als het niet deugt komt het vertrouwen in de gezagsdragers in het geding. En als de rechtspraak in het geding komt, dan de rechtsprekende en de wetgevende macht. Dan komen de steunpilaren van de samenleving onder druk.

Redenen genoeg om je zorgen te maken. En des te meer redenen om ernst te maken met de opdracht van God. Dat is, sowieso, om zelf gerechtigheid en vrede na te blijven streven. Maar is óók om positie te blijven nemen in de samenleving. Door aan de deur van onrechtvaardige rechters te blijven kloppen. Net zo lang tot het doen van gerechtigheid wenselijker wordt dan het voort laten bestaan van het onrecht. Al was het maar om van het gezeur af te zijn… En dat vereist dat we niet cynisch of onverschillig te boel maar de boel laten. Maar eindeloos door blíjven vragen, totdat ook de onwilligsten mee gaan werken.

Het is vast niet alleen aan de kerk om deze vasthoudendheid te tonen. Maar het is óók aan de kerk. En zeker hebben we daarbij een bron die je mist als je niets van geloof zou willen weten: vertrouwen op God, Zijn plannen en belofte. En het gebed om vervuld te blijven van deze boodschap van hoop. Als de wereld zich afwendt van deze bron, wat we zo dikwijls met verdriet moeten zien, dan is het aan ons om het verhaal levend te houden. En om het gebed gaande te houden. Het gebed, ook voor een wereld die dat zelf niet meer doet.

Amen

6 augustus 2023
Wouter Slob
Ontmoetingskerk
2 Kronieken 19: 4-7 Lucas 18: 1-8