Alle preken

Avondmaal uitgelegd

[Waarom geen] Dubbelfris bij het avondmaal?

Waarom papieren bekertjes?

Zusters en broeders, 

Twee heel praktische vragen, op het lijstje van de startzondag: waarom papieren bekertjes bij het avondmaal, en waarom geen DubbelFris. (Eigenlijk stond er Dubel en Fris, en het handschrift suggereert dat het de vraag van een kind was). Praktische, en eigenlijk goede vragen. En een goede aanleiding om eens iets over het avondmaal uit te leggen. Waarom doen we eigenlijk wat we doen? En waren doen anderen dat anders?

Het avondmaal is samen met de doop het oudste sacrament van de kerk. Omdat Johannes al doopte is de doop in zeker zin voor-Christelijk. En dat geldt ook voor het Avondmaal. We herinneren de laatste maaltijd die Jezus met Zijn leerlingen hield, en volgens de evangeliën was dat een Pesachmaaltijd. De maaltijd die de uittocht uit Egypte gedenkt. Vanuit deze oorspronkelijk joodse achtergrond is het christelijke avondmaal ontstaan.

Toch is er een verschil. Want de redding die we met Pasen vieren is in het christendom gekoppeld aan Jezus Christus. De verhalen uit het Oude Testament vormen daarbij de achtergrond, maar krijgen in Christus een nieuwe betekenis. De uitredding is niet langer iets om te herinneren, maar om te beleven. Want het is niet iets dat ‘ooit’ is gebeurd, maar dat steeds van kracht is. En dat met name in de sacramenten gestalte krijgt.

Onvermijdelijk klinkt dat woord als het om het avondmaal gaat: sacrament. Bij de oeroude gebruiken van de kerk zijn in de loop der eeuwen veel moeilijke woorden bedacht; alsof het wonder ook met geheimtaal moest worden omgeven. Zelfs de uitleg is misschien niet meteen overduidelijk: bij een sacrament gaat het om de ‘onbemiddelde relatie van God tot mensen.’ Maar wat betekent ‘onbemiddeld’ dan precies? In het protestantse denken gaat het erom dat het direct is; er staat niets tussen. Bij de doop gaat het om de aanvaarding van de dopeling: niet via de ouders maar direct tussen God en dopeling. En bij het avondmaal is de kerk weliswaar de ceremoniemeester; maar is Christus de gastheer. We komen bij God zelf aan tafel. Dat klinkt wat hoogdravend; want de maaltijd is erg geritualiseerd (en wie niet beter weet zou het een toneelstukje kunnen noemen). Maar het gaat wel degelijk om de betekenis van de uitnodiging. In het avondmaal krijgt de onvoorwaardelijke aanvaarding in de liefde van God gestalte. Als we avondmaal vieren, dan doen we waar Christus Zijn leerlingen toe heeft uitgenodigd. Dan scharen we ons bij al die miljarden gelovigen over de hele wereld, nu en ooit, die zich op deze manier verbonden weten bij hen die Jezus willen volgen. En die in Zijn naam een geloofsgemeenschap vormen.

Voor Paulus was dit al een centraal gegeven als hij zijn eerste brief aan de Korintiërs. Er was heibel, ook toen al! Sommigen vonden zichzelf beter dan anderen. Mogelijk was er een sociaal verschil: rijk en arm, maar waarschijnlijk ook een religieus onderscheid. Sommigen meenden dichter bij God te staan dan anderen. En bij de gewoonte om samen de maaltijd te gebruiken nam ieder zijn of haar eigen eten mee. Voor sommigen een homp brood met een kruikje water. Maar anderen hadden gebraden kippetjes met gekoelde wijn, toastjes en hapjes, en een stuk taart als toetje. Of soortgelijks. Dat er zulk verschil bestond en dat er niet werd gedeeld, dat was Paulus een doorn in het oog. Bij het avondmaal gaat het om delen van wat je krijgt, niet om af te schermen wat je hebt.

Dat basis-idee van delen, maakt dat in het protestantse denken de diaconie over het avondmaal gaat. In de vroegste tijd kwamen de mensen met hun etenswaren naar de diensten en zamelden de diakenen dat in. Zíj bedienden de tafels en deelden uit. En zij ontfermden zich ook over wat er overbleef. Niet om het zelf mee naar huis te nemen, maar om uit te delen aan de behoeftigen. Het werk van de diaconie ontspringt aan de avondmaalstafel. En de eerste verantwoordelijkheid voor de tafeldienst ligt daarom bij de diakenen (niet bij de dominee, die alleen de gebeden uitspreekt!)

En dat is een verschil met de rooms-katholieke broeders en zusters. Daar is het de priester, uitsluitend de priester, die de bevoegdheid en de macht heeft om het avondmaal te bedienen. Ook daar speelt dank de sleutelrol, wat in het woord eucharistie is behouden; -dat betekent: dankzeggen. In het protestantse denken is dat een zaak van de hele gemeente, met hooguit speciale taken voor ambtsdragers, in de katholieke traditie vereist het de wijding van een priester. Als we bij Christus aan tafel komen, dan moet Hij er ook zijn, is de gedachte. De aanwezigheid van Christus moet werkelijk zijn, reden waarom de katholieke broeders en zusters van presentia realis spreken. En daarom moeten brood en wijn veranderen in lichaam en bloed van Jezus. Met een moeilijk woord heet dat transsubstantiatie en dat kan alleen een gewijd priester doen. En dan ook nog alleen als hij (altijd een hij!) de juiste woorden zegt: Hoc est corpus christi sub pontius pilatus passus est. Als het snel en murmelend wordt uitgesproken hoorden de protestanten er spottend Hocus pocus pilatus pas in.

Brood en wijn worden in de rooms-katholieke mis zo geconsecreerd; heilig gemaakt. Een gewoon mens, een leek, kan dat niet. Daar is de wijding voor nodig: een priester. En alleen een gewijde bisschop kan priesters wijden. En zo is de kerkelijke hiërarchie direct gekoppeld aan de opvatting van eucharistie. In het katholieke denken is het avondmaal daarmee wèl ‘bemiddeld,’ want de kerk staat tussen gelovige en God in. En de priester staat, anders dan de dominee, wat dichter bij God. En dat komt met bepaalde privileges.

Eén van die privileges is de kelk. Bij de eucharistie is die dikwijls (tegenwoordig niet meer altijd) voorbehouden aan de priester. Niet zelden van goud en prachtig bewerkt wordt de wijn alleen door de dienstdoende geestelijkheid gebruikt. Daar zit geen theologische betekenis achter: wijn werd in de middeleeuwen een schaars goed, en er was niet genoeg voor iedereen. Daarom werd het beperkt tot de priester. Voor protestanten werd dat echter een symbool van het verschil, en in Bohemen eisten de volgelingen van Johannes Hus het recht op om de eucharistie ‘onder twee gedaanten’ te mogen gebruiken: de kelk werd hun symbool.

En dat hoefde geen kelk van goud te zijn: de praal die in de katholieke kerk in wezen de overweldigende pracht van God uitdrukt, werd ook ervaren als een etalering van macht en aanzien. En daar wilden de protestanten van af. Demonstratief ging Zwingli avondmaal met houten vaatwerk houden. Supersimpel, en voor iedereen toegankelijk. De vraag naar de papieren bekertjes, die we bij het avondmaal gebruikten, is zeker niet gek. Bij ons was de keuze praktisch: in Corona-tijd was er angst voor besmetting en gebruikten we kleine bekertjes. Als we metalen bekertjes tekort komen gebruiken we papieren.

In de katholieke traditie is zeer nauwkeurig voorgeschreven welke hostie en welke wijn gebruikt mag worden. In de protestantse traditie gaat, eigenlijk, de diaconie erover. Welk brood en welke wijn we gebruiken is niet van wezenlijk belang. Maar meestal is het brood zo gewoon mogelijk.

En de wijn is rood, want herinnert aan het bloed van Christus. Dat is iets minder vanzelfsprekend dan je zou denken. In de katholieke traditie was de populaire, maar morsige priester Gino Dante er in de 15e eeuw de oorzaak van dat men witte wijn ging gebruiken. Met wilde gebaren spatte de eucharistische wijn nogal bij zijn missen nogal. En de vlekken kregen ze er niet goed uit. Witte wijn maakte de vlekken minder zichtbaar, en als alleen de priester de wijn dronk, zou het ook niet zo in het oog springen…

Die wijn drinken we niet omdat het zo lekker zou zijn. Het gaat veeleer om de ‘vrucht van de wijnstok’ zoals dat heet. In de Bijbel wordt het volk Israël met een wijnstok vergeleken, die met de uittocht uit Egypte is verplant naar het beloofde land. De beeldspraak van wijn, wijnstok en wijngaard kom je vaak tegen in de Bijbel en Jezus noemt zichzelf ‘de ware wijnstok’. De ‘vruchten’ dáárvan zijn Zijn leerlingen, Zijn volgelingen. Door de eeuwen heen: de kerk, en dus ook wij. Die betekenis maakt dat wijn, en eventueel druivensap, de voorkeur verdient boven DubbelFris.

Dat is de diepere betekenis van het avondmaal: wíj allemaal zijn deel van de vruchten van de ware wijnstok. Wij allemaal zijn opgenomen in de gemeenschap die Hem navolgt, en Zijn geboden wil doen. Het is daarom niet alleen de herinnering aan de maaltijd die Jezus tweeduizend jaar geleden met Zijn leerlingen hield. Het gebeurt iedere keer dat wijzelf bij Hem aan tafel gaan opnieuw. Daarom is het ritueel geen toneelstukje, en heeft de rituele en symbolische maaltijd wel degelijk óók iets van presentia realis: werkelijke aanwezigheid. Want de tafelgemeenschap vormt het lichaam van Christus. En dan gaat het niet om opnieuw een moeilijk en geheimzinnig woord. Maar om de uitnodiging dat we daar allemaal deel van mogen zijn. En het gestalte zullen gaan geven als we weer van tafel gaan; de wereld in.

Amen

21 mei 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
1 Korinthiers 11: 17-26