Alle preken

De vrijheid in Christus

Waarom zijn er veel mensen in Nederland die niet meer geloven en niet meer naar de kerk gaan?

Zusters en broeders,

‘Breek aarde uit in jubelzangen!... Zelfs de tegenstanders, diep gebogen, aanvaarden (maar dan veinzend) Gods beleid’… Psalm 66 die we volgens rooster net hebben gezongen. En het zing wel fijn, met zo’n juichmelodie. Maar zijn het de tegenstanders die veinzen, of doen wíj toch maar een beetje alsof. Alsof de God nog algemeen wordt erkend als baas van de wereld. Of zijn wíj inmiddels een kleine minderheid geworden, en leiden wij ons leven te midden van heidenen?

Ooit namen alle tien de kinderen het geloof van hun ouders over, maar van de generatie erna komt er één van de vijf nog wel eens in de kerk, en heeft de kinderen laten dopen. En of díe het godshuis nog bezoeken, zegt de vraagsteller er niet bij. Meerdere mensen vroegen zich af waarom zoveel mensen in Nederland niet meer geloven in God en niet meer naar de kerk gaan. Soms met de ondertoon van schuld: waarom hebben onze kinderen het niet opgepikt; hadden we iets anders moeten doen?

Deze vraag, naar kerkverlating en secularisatie houdt deskundigen al decennialang bezig. Want het proces is al lang gaande. De godsdienstkritiek stak in de 18e eeuw voorzichtig de kop op, kreeg in de 19e, begin 20e eeuw geduchte vertegenwoordigers in mensen als Darwin, Nietzsche, Marx en Freud en werd na de jaren 60 eigenlijk: gemeengoed. En toen raakte de kerk in een vrije val.

De kerk voelde zich overvallen: Wat was er gebeurd, hoe kon het zover komen, maar vooral: hoe kon het worden gestuit? Want dat was de ondertoon van het onderzoek dat er naar werd verricht: hoe kan de ontkerkelijking een halt worden toegeroepen en krijgen we de mensen weer terug in de kerk?

Van alles werd er zo op touw gezet: hippe diensten met vlotte muziek, aansprekende thema’s, dominees die hun toga’s aan de wilgen hingen en in spijkerpak voorgingen. Of juist hoog liturgisch gingen vieren met de parels uit de wereldkerk van eeuwen. Niet altijd zat er misschien een duidelijke lijn in, en leek het soms wat op paniekvoetbal. Maar de pogingen om aansprekend te zijn, zijn natuurlijk op zichzelf niet verkeerd.

Maar gewerkt heeft het niet zomaar. Niet in de zin dat de scharen weer toe zijn gestroomd. Logisch, zeggen de tegenstanders die rechtop vaststellen dat ‘het is gebeurd’ met kerk en geloof. Want we weten inmiddels toch beter? Het is toch duidelijk dat God een verzonnen verhaal is; een projectie van bange mensen? En dat de Bijbel een boek is met misschien mooie verhalen, maar ook met de meest gruwelijke. En achterhaalde verklaringen geeft voor wat wij inmiddels wel begrijpen. Zo’n scheppingsverhaal rept van een schepper, maar wij weten toch dat de evolutie dat proces verklaard. Kerk en geloof hebben hun beste tijd gehad, en blijven alleen nog bestaan waar indoctrinatie kan worden gehandhaafd: in kleine sektarische groepjes die hun eigen gelijk nog af kunnen schermen voor wat de rest van de wereld al weet: godsdienst is passé.

Is het dít proces dat we proberen te stuiten in de kerk? Graag zouden we toch de diensten weer vol hebben? Omdat het dan allemaal wel wat gemakkelijker zou zijn om de roosters gevuld te krijgen, en de boel betaalbaar. Omdat we dan ook maatschappelijk weer wat invloed zouden hebben. En omdat wijzelf dan misschien ook wat steun zouden vinden aan elkaar. Want de leegloop van de kerken raakt ook ons eigen geloof. Waarom blijven wíj nog trouw als zovelen afhaken? Maar al deze drijfveren, hoe logisch en herkenbaar ook, zijn uiteindelijk niet de meest zuivere. Want ze zijn vooral op onszelf gericht. Op onze twijfels, op onze plek in de samenleving, op onze organisatie. En dat heeft niet gewerkt.

Is dat misschien niet ook ergens logisch? Want dan is het niet de aansprekendheid van het geloof, niet de kracht van het evangelie, niet het belang (het heil) van de buitenstaanders, die wij dienen. Maar is het andersom: dan proberen wij onszelf op de been te houden. Maar verliezen we dan de kern van het geloof niet uit het oog: dat het om dienstbaarheid gaat, en niet om macht?

De vraag naar het verdwijnen van het geloof moet worden gesteld, en het zou bijzonder vreemd zijn als we ons daar niet druk om zouden maken. Als we overtuigd zijn van het belang van geloof, dan gaat het je aan het hart. En wil je dat waarborgen.

Maar als het geloof belangrijk is, dan moeten we in het oog houden waarom precies. En dat kan niet zijn om onze kachel te laten branden, of om anderen naar onze pijpen te laten dansen, of om ons gelijk anderen door de strot te duwen, of zelfs om tegenstanders ‘diep te doen buigen’. Dan moet het gaan om de liefde van Christus te laten stralen. Om te getuigen van de belofte van God. Om de kracht van het geloof duidelijk te maken.

De vraag waarom zoveel mensen zijn afgehaakt, is zeker relevant. Maar laten dan ook durven luisteren, in plaats van ons aangevallen te voelen. Van alles kan er meespelen; en zomaar eenduidig is het verschijnsel niet  Maar zeker speelt de macht en het belang van de kerk zelf erin mee: in negatieve zin. Kerken en theologie zíjn in de verdediging geschoten, en dan kan angst méér dan de bevrijdende liefde de boventoon gaan voeren. Dreiging misschien, méér dan genade? En konden kerken dik-doen, méér dan dienstbaar zijn. Konden kerk en samenleving tegen elkaar uit worden gespeld en op worden gezet. Was het ‘onze waarheid’ tegen die van de seculariserende wereld; die niet zelden als tegenstanders werden gezien; -die niet meer wilden buigen...

Erg aansprekend bleek die strategie niet. Dat laten moderne mensen zich niet meer gezeggen. Want we zijn losgekomen van dat soort dwang, en bepalen onze eigen levens wel. Met moeite klinkt de tekst uit deze Petrusbrief die slaven oproept niet te zeuren; ook niet als hun meesters onrechtvaardig zijn. Dat soort teksten hoeven we niet meer; we zoeken het zelf wel uit!

Maken wij als autonome moderne mensen niet graag onze eigen keuzes? En denken dan de ultieme vrijheid te hebben: de vrijheid om helemaal zelf te bepalen wat we zouden willen doen. Alleen, misschien nog, beperkt door de vrijheid van anderen; anders wordt het janboel.

Wij laten ons niet gezeggen en bepalen zelf wel wat we willen horen. En wat we willen weten. En we zoeken daarin eigenlijk vooral bevestiging. Want als niemand anderen meer de wet kan voorschrijven, dan blijken er totaal verschillende meningen en inzichten te ontstaan. Welke is dan juist? Een sluipend gevaar dreigt: zien wij het zélf wel goed? En zouden we dan niet bevestiging zoeken bij anderen, die net zo denken als wij? En die ons eigen gelijk, met het hunnen bevestigen. En dàt wordt ons, moderne autonome mensen, gelukkig erg gemakkelijk gemaakt. Want ook de virtuele commercie weet heel goed dat wij deze diepe bevestiging zoeken. En speelt er met slimme algoritmes handig op in. Trekt ons zo informatiebubbels binnen, die ons bij voortduring bevestigen in wat we toch al dachten. En die ons eigenlijk net zo indoctrineren, als die sektarische kerkjes die hun eigen gelijk tegen de rest van de wereld afschermen. Is niet de hele samenleving zó gevangen geraakt in de eigen vooroordelen? Zijn we niet allemaal op zoek naar bevestiging en beschouwen we de anderen allemaal als tegenstanders? Waarop we ons eigen gelijk moeten bevechten? En drijven we als samenleving niet steeds verder uit elkaar; in extreme en bizarre varianten?

Zou het geen tijd kunnen zijn om als kerk en als gelovigen eens een wedervraag te stellen: wat heeft die ontkerkelijking eigenlijk allemaal gebracht? Is dat zo’n juichend succes? Is de wereld zoveel beter af zonder geloof? En zijn wíj dan allemaal zo bevrijd als de knoet van de kerk ons niet langer raken kan?

De brief van Petrus spreekt van een andere bevrijding: die in Christus. Die juist niet betekent dat je alles maar zou moeten kunnen doen wat in je opkomt, maar die de noodzaak daarvan wegneemt. Want in Christus hoef jij niet de gekste dingen te doen om je leven betekenis te geven en te onderscheiden van de rest van de wereld. In Christus hoeven wij niet langer steeds bevestiging te zoeken, omdat we het volop al gekregen hebben. Daarom hoeven slaven zich niet vrij te vechten in de Romeinse wereld; want in de liefde van Christus verschillen ze niet van vrijen. In Christus is ieder aanvaard en gekend zoals we zijn, niet door het maatschappelijk aanzien.

Wat heeft die ontkerkelijking gebracht? Een juichend succes? Of de oneindige zoektocht naar onszelf? Alles wilden we zelf bepalen, we wilden van niemand afhankelijk zijn. Maar dan staan we er dus ook alleen voor. En moeten we zelf de zin van het leven zien te vinden. De betekenis van ons leven inhoud geven. En lukt dat dan zo geweldig? Is ons bestaan zo ontzettend gewichtig? Zijn we zo ontzettend onmisbaar? Zijn anderen niet in veel opzichten beter, uitmuntender, leuker, geslaagder, mooier, dan wij? Als we op insta of facebook alle geweldigheid van iedereen moeten geloven, steekt ons leven er dan niet saai, en dun, en onbeduidend bij af? Als we er alleen voor staan, hebben we dan de ultieme vrijheid bereikt? Of blijkt ons leven leeg. En hol? En dan? Gaan we dat gat dan niet vullen? Met: kopen, en nog meer kopen? Met eten, en nog meer eten? Met drank, drugs? Met seks misschien. Of met opgeleukte en gefotoshopte plaatjes van jezelf op Insta en Facebook, in de hoop dat anderen van afgunst groen zullen zien? Hoezo, vrijheid? Gevangen zitten we in de cirkel om ons eigen leven te pimpen en te bewijzen.

En dáárvan maakt God je wel degelijk vrij. Tot verrassing misschien, als God ineens je leven in blijkt te kunnen wandelen. En je er misschien niet eens goed raad mee weet. Want het was toch passé en achterhaald? Het was toch afgeschreven en dood? Of mag voorbij de dood, nieuw leven bestaan? En hoeven we daarvoor niet te wachten tot na het sterven. Want kan dat al betekenis krijgen in ons eigen leven; als we alleen maar somberheid, lucht en leegte zagen, en ons leven hol leek te zijn.

Dat is de kern van het geloof: God geeft het. God biedt het aan, roept ons. Abraham gaf gehoor aan die stem. Zovelen anderen deden dat, door de eeuwen heen. Allemaal op hun eigen manier. En allemaal getuigden ze ervan, in hun tijd. In hun taal. En ook met hun begrippen. En dat kunnen begrippen zijn, die wij zo niet meer gebruiken. Maar juist omdat het niet van onszelf afhangt, mogen we daar doorheen kijken. Om die diepste vrijheid te kunnen ervaren: we hoeven het niet alleen te doen. We mogen het in dankbaarheid ontvangen. En ‘het’ is dan: de zin en betekenis van het leven; van ons leven. Dat maakt vrij en geeft rust, eindelijk.

Dat is geen boodschap waar we mensen met toeters en bellen naar toe moeten lokken. Dat is een boodschap die we moeten vieren, en uitdragen. Die we stem moeten geven, en zeker moeten we nadenken hoe we dat het beste kunnen doen. Maar niet om onszelf te redden (want dat heeft God al gedaan). Maar om het ook anderen van harte te gunnen.

Amen

30 april 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
Nehemia 9: 6-8 1 Petrus 2: 11-25