Alle preken

Overmacht of gezag

Vraag: Is God Almachtig? Als ik het nieuws e.d. hoor en zie: nee.

Zusters en broeders,

 

‘De Heer is koning,’ hebben we net gezongen in psalm 93, ‘Zijn macht is groot.’ Bekende en geruststellende woorden. Want als God de wereld in Zijn hand houdt, dan kunnen wij ons behoed en beschermd weten. Maar niet zelden ook lastige woorden. Want als God alles in Zijn hand houdt, dan is dus ook alles door God gewild en bedoeld. Wat dan als een vader van een jong gezin ziek wordt en overlijdt? Wat dan, als er kanonnen dreunen in Oekraïne? Wat met de concentratiekampen in NAZI-Duitsland? Wat met het peilloze leed van zovelen ongenoemde en vergeten slachtoffers van terreur, van kwaadwil? Van overstromingen, natuurrampen. Van aandoeningen en kwalen. Soms te gruwelijk voor woorden, en soms op enorme schaal. Wat als we het nieuws horen en zien?

We hoeven het kwaad in de wereld niet in al haar verschijningsvormen op te sommen; het zou onbegonnen werk zijn en niks nieuws vertellen. Want we weten ervan. We lezen het dagelijks in de krant, hebben het geleerd uit de geschiedenisboekjes, horen ervan in onze omgeving en hebben het, in meerdere of mindere mate, allemaal aan den lijve ervaren. En hoe rijmen we dat bestaan van het kwaad dan met het bestaan van God?

Het is natuurlijk een eeuwenoud probleem. In de Bijbel worstelt Job er al mee, en het hele boek dat naar hem is genoemd gaat erover. Maar ook een richter als Gideon loopt tegen probleem aan. En de kerkvader Augustinus. En zovelen na hem. En zovelen bij ons. Wijzelf kunnen worstelen met deze vraag, en de vraagsteller van vandaag heeft het op papier gezet: is God Almachtig? Iemand die zoekt naar een antwoord, of een vorm van omgang. Velen zoeken dat niet eens, en zien in het bestaan van het kwaad het definitieve bewijs dat God niet kan bestaan. Want die God, die was toch Almachtig, Algoed en Alwetendheid? Dan weet Hij dus van het kwaad, dan zou Hij er wat aan moeten doen, en dan kan Hij dat ook. Àls zo’n God al bestaat, dan verdient Hij onze aanbidding niet. Exit God.

Is die gedachtegang niet na te volgen? Het is een stevig kritiek op de Almachtige God, maar een antwoord op het kwaad is het daarmee niet. Want ook als God wordt afgeschaft, blijft het kwaad bestaan. En verdwijnt wellicht ook de troost die het geloof in God kan bieden. Want God heeft zich Zelf er niet aan onttrokken; aan dat kwaad in de wereld. In Christus is Hij het zelf doorgegaan. Heeft zich blootgesteld aan de machten van de wereld, heeft tegenwerking en verraad doorgemaakt, en heeft de smadelijke dood aan het kruis ondergaan. Heeft zelf daarmee het kwaad aan den lijve ervaren. En ook toen klonk het spottende verwijt: anderen heeft Hij geholpen, maar zichzelf helpen kan hij niet! Aanstootgevend en dwaas was deze machteloze God aan dat kruis. Maar het einde was het niet. Juist in deze ‘machteloosheid’ is het kwaad overwonnen. Tegen alles in wat we normaal vinden, schrijft Paulus: ‘wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen.’ Waar het kwaad wordt doorstáán, verliest het zijn dreiging. In Christus blijkt de dood het laatste woord niet te hebben, en zou dat geen troost zijn? Kan angst verdwijnen al de dood zijn ‘prikkel heeft verloren,’ zoals de Bijbel het schrijft?

Maar wat moeten we dan aan met die Almacht van God? In ons besef klinkt dat immers als: God kan alles. God is de Oppermacht die alles controleert, alles heeft bedacht, alles heeft gewild. In Zijn Overmacht zet Hij mensen daarmee in feite dus ook buitenspel. Want Hij, en Hij alleen, is Al-machtig. De macht van God is de overtreffende trap van alles wat mogelijk (en misschien ook onmogelijk) is. God wil het, of Hij staat het toe.

God staat het kwaad toe… Dat is vanouds een manier om het bestaan van de Almachtige God met het kwaad te verenigen. In de eeuwenlange worsteling met het kwaad hebben theologen naar oplossingen gezocht. Een belangrijke draait om de vrije wil. God is niet zelf verantwoordelijk voor het kwaad, maar mensen of andere wezens zijn het. Het is satan die Job op de proef stelt, het zijn mensen die elkaar oorlogen en geweld en onrecht aandoen. Zou God, of zouden feitelijke daders, aanspreekbaar moeten zijn? Of proberen we God dan uit de wind te houden? Theologen kunnen daar ingewikkelde systemen bij bedenken; niet zelden: bedenkelijk. Want wil God wel uit de wind worden gehouden; neemt Hij niet juist alle schuld op zich?

Ik zal in het verband van ingewikkelde theorieën niet vragen wie het verschil tussen supra- en infralapsarisme uit kan leggen. Dat ìs zo’n theologische constructie die over de verantwoordelijkheid voor het kwaad gaat. Eerder dan een theologische puzzel is het een pastorale kwestie: wat moeten we met het kwaad aan? En misschien dat die theologische constructies ons eerder op een dwaalspoor zetten, dan ons helpen. Want het is maar zéér de vraag of het begrip ‘Almacht’ wel de bedoeling heeft om mensen buiten spel te zetten, door aan God een dwingende Overmacht toe te kennen. Zou God, in dat geval, de gestalte van een kwetsbaar kind hebben aangenomen? Is het niet juist díe opvatting van Almacht die Christus heeft ‘afgelegd’ zoals Paulus aan de Philippenzen schrijft? En die Paulus in onze lezing van vandaag ook ombuigt. Niet als Overmachtige Wonderdoener, of als Oppermachtige Betweter is God in de wereld gekomen. Paulus schrijft het in onze tekst toe aan ‘de Joden’ en ‘de Grieken’, maar deze manier van denken is niet voorbehouden aan bepaalde volken in de eerste eeuw, en blijft ook niet tot hen beperkt. Ook de christelijke geschiedenis heeft vaak in dit soort termen gedacht, en daarmee het geloof eerder ondermijnd dan versterkt. Want het maakt het kwaad onbegrijpelijk, en ons mensen machteloos. En er is alle reden om te denken dat God het kwaad zeer serieus neemt, en ons mensen daarin niet machteloos wil maken maar ons vertrouwen geeft. En verantwoordelijkheid. Want in alle kwetsbaarheid en teerheid geeft Hij zich over aan de zorg van mensen. Hij biedt zich aan. Komt niet met eisende overmacht, maar met een uitnodigende liefde. Die liefde op wil roepen en niet wil dwingen.

Dat gaat nog wat verder dan menselijke daden ‘toestaan’ (op het gevaar af dat er ook kwaad kan gebeuren). Het betekent dat God de verantwoordelijkheid uít handen durft te geven. En dat het aan ons is, dat vertrouwen niet te beschamen. Keer op keer doet de wereld dat echter; het vertrouwen beschamen. Door ons heil in macht, aanzien en succes te zoeken. In de wijsheid van de wereld, in verdienste. Maar daarin ligt het heil van God niet; dat moeten we zoeken in liefde en dienstbaarheid.

Eigenlijk past dat héél goed bij het Griekse grondbegrip van Pantokrator, het griekse begrip waarop de Almachtsgedachte van Christus is gestoeld. Een samenstelling van pantos: ‘alles’ en ‘krator’: heerser. Gewoonlijk wordt dat begrepen als Almachtige Oppermacht. Maar misschien is ‘absoluut gezag’ een betere begrip. Gaat het om de overstijgende Heerschappij van God. Heerschappij waar niet aan te tornen, en niet mee te soebatten, valt. Maar die geen dwingende Overmacht betekent in de zin dat het om een Machtsmonopolie zou gaan.

Het absolute gezag van God staat buiten kijf. Maar dat is een gezag dat ons niet buiten spel zet, maar juist wil activeren. Want gezag vraagt om gehoor, net zoals de uitnodigende liefde om een respons vraagt. De respons om onze verantwoordelijkheid te nemen. En dáármee mee te werken aan Gods koninkrijk.

En dan moet het niet bij mooie woorden blijven. En al helemaal niet bij doorwrochte theologische theorieën. De hand moet aan de ploeg geslagen worden; of laten we het wat minder dwingend zeggen: ‘mag’. Want het gaat niet om dwang, maar om de vreugde om iets te kunnen en mogen betekenen. Vandaag bevestigen we een nieuwe diaken. Eigenlijk gaat deze hele preek om dàt werk: handen en voeten geven aan het evangelie. Om verantwoordelijkheid te nemen voor de wereld. En dan is er genoeg te doen. Van rentmeesterschap voor de schepping tot gerechtigheid. Het kan groot, in het optuigen van politieke bewegingen, van het schrijven van boeken. Maar ook klein, in het zorgdragen voor de eigen omgeving, of schrijven voor Amnesty. En het kan natuurlijk ook allebei.

We hoeven niet te wachten tot God wederkomt, want Christus heeft ons aangezegd hetzelfde te kunnen doen als Hij, en zelfs méér dan dat zolang we ‘in Hem’, dat is: ‘in de liefde’ blijven. En als we ‘in Christus’ blijven, zijn we altijd in Hem bewaard, ook door de dood heen.

 

Amen

29 januari 2023
Wouter Slob
Maranathakerk
1 Kor. 1: 18-31