Alle preken

Gedachtenis Dick Piersma

Vraag: Wat is de taak van de kerk?

Deze vraag werd ooit gesteld door ds Dick Piersma die als dienstdoend predikant van Beek/Ubbergen in 2012 om het leven is gebracht. Hij ligt naast de kerk begraven en in deze dienst van de Vredesweek is de gedachtenis aan zijn leven leidend geweest

Zusters en broeders,

 

De duisternis en het kwaad zijn niet te onderschatten. We zien het op ons eigen continent, waar een oorlog woedt die dáár dood en verwoesting zaait, maar die over de hele wereld grote gevolgen heeft. In de voedselvoorziening en de brandstofprijzen. En we wisten het eigenlijk al. Zijn zelf al eerder met de neus op zwarte feiten gedrukt. Nu tien jaar geleden, toen Dick Piersma om het leven werd gebracht. Een wond die nog steeds niet is geheeld, die nog vers in het geheugen ligt. En die ik als predikant steeds weer tegen ben gekomen nu ik sinds een jaar op deze plaats ben gesteld. Een onvoorstelbare dramatische gebeurtenis, gepleegd door iemand die we óók goed kenden; -goed meenden te kennen.

Wat moeten we ermee aan? Als kwaad en duisternis zich zo opdringen? Het recht moet zijn loop hebben, vanzelfsprekend. Bij de moord op Dick is dat ook gebeurd. Bij de oorlog in Oekraïne gebeurt dat ook; hoewel het daar meer wringt. Want het recht gaat dan over het recht op zelfverdediging. En dat is niet pacifistisch, doet eveneens bloed vloeien en neemt levens. Als het recht abstract zou zijn, dan was het makkelijk ermee in te stemmen. Maar waar het geweld concreet wordt, is het leed enorm. Wat moeten we met kwaad aan? En dan zeker vanuit de kerk. Hier spreken we van liefde en vrede. Maar is dat wel geloofwaardig? In het aangezicht van duisternis en kwaad? Is dat niet naïef, een doekje voor het bloeden, achterhaald?

Afgelopen week kreeg ik vanuit de gemeente een brief, nog door Dick geschreven vóór de dramatische gebeurtenissen geschreven. Hij schreef over de taak en de roeping van de kerk. Een instituut waarop genoeg is aan te merken, een instituut dat zeker ook haar eigen fouten heeft gemaakt. En het imago heeft ‘achterhaald te zijn’, zoals Dick schrijft. In de tien jaar die zijn verstreken is zijn observatie alleen maar méér waar geworden. Is de situatie van de kerk er niet beter op geworden, is de ontkerkelijking verder voort geschreden, en het imago misschien nog slechter geworden. Maar is de urgentie, wellicht, juist nog dringender geworden, om de boodschap van kerk en geloof te doordenken en te doen horen. Want de boodschap van gebed, liefde, vrede en gebed is bepaald niet een boodschap die overbodig is geworden. Is eerder een boodschap waar des te meer nood aan is.

Dat blijkt niet alleen uit de oorlog in Oekraïne. Het blijkt ook uit allerlei andere problemen in onze tijd. Problemen die stuk voor stuk samenhangen met de zucht naar meer, groter en meest. Die te maken hebben met winstmaximalisatie en met kostenreductie, met beheersbare schade en welvaartszekerheid, met compensatieregelingen en afkoopsommen. Ik pak zomaar wat woorden en begrippen die in hun ingewikkeldheid eigenlijk verhullen waar het om gaat: hebzucht. En gebrek aan verantwoordelijkheid. En gebrek aan vrede. En gebrek aan gerechtigheid. En gebrek aan liefde. Is dat allemaal niet óók op de helling komen te staan toen we kerk en geloof inruilden voor markt en eigenbelang?

De mooie woorden van de kerk, vrede, gerechtigheid, liefde, gebed zíjn vaak genoeg mooie woorden gebleven. In zijn brief schrijft Dick dat mensen bij ‘kerk’ vaak denken aan een star instituut waarin het vooral om dogma’s gaat. En inderdaad, de kerk heeft zich vast vaak en veel bezorgd gemaakt om haar eigen positie, heeft haar maatschappelijk betekenis bedreigd gezien, heeft zich veilig willen stellen, en zich niet zelden vastgebeten in haar eigen gelijk. En heeft haar eigen belang daarmee op de voorgrond geplaatst. Misschien ook wel begrijpelijk, zeker als het bestaan van het instituut onder vuur ligt en haar betekenis zo wordt ondermijnd; is het dan niet logisch dat je de aanvallen ook probeert te pareren, dat je de kerk probeert te verdedigen? Maar uiteindelijk is dat niet waar de kracht van kerk en geloof liggen, is dat niet waar het ons om zou moeten gaan. Want de kernboodschap is wel degelijk, vrede, gerechtigheid en liefde. En dan gaat het niet in de eerste plaats om onze eigen belangen, maar om het dienen van die van anderen. En juist vanuit de boodschap die ons is aangezegd en meegegeven.

Tien jaar geleden schrijft Dick op deze manier:

‘Als belangrijkste taken van de kerk in de komende jaren zie ik: plaatsen en gelegenheden scheppen en in stand houden, om als mensen te midden van alle drukte en lawaai en hunkering naar liefde, onszelf beter te leren kennen; in stilte, in woord en sacrament, in persoonlijke ontmoetingen en gesprekken, de eigen roeping, de weg van de navolging in vertrouwen te vinden.’

Onversneden kerkelijke taal. Maar geen woorden die angstig in de hoek gedrukt om verdediging vragen; juist woorden die met kracht, moed en vertrouwen uitdrukken. En een opdracht. Want gáát het er niet om dat mensen hunkeren naar liefde? Hunkeren naar gekend zijn, bemind zijn, nodig zijn? Dat het uiteindelijk helemaal niet om meer, groter, meest gaat, maar om aanvaardt te zijn, zoals je bent. En is al het lawaai, al het geschreeuw, alle drukte niet één grote afleiding, omdat we die hunkering naar liefde misschien niet aankunnen, aandurven?

Omdat we misschien bang zijn dat we ten diepste niet zoveel voorstellen; bang zijn door de mand te vallen? Omdat we misschien bang zijn verlaten te worden, omdat we het uiteindelijk toch niet waard blijken te zijn. Overschreeuwen we die angst misschien, in onze tijd van dikdoenerij, van graaien en grijpen, van meer, groter, meest?

Onszelf mogen we beter leren kennen, schrijft Dick. Zouden we dat wel willen? Want komen de duistere kanten dan niet misschien óók boven? De kanten dat we niet anderen de schuld konden geven, maar zelf niet voldeden? De afgrond van onze ontoereikendheid, die met een klassiek woord ook wel zonde werd genoemd. Een woord dat beladen is geworden, omdat het niet zelden een woord van veroordeling en diskwalificatie is geworden. Maar een woord dat óók de opstap kan zijn naar vergeving en bevrijding. In stilte kunnen we zo tot inkeer komen, en in gebed mag het open worden gelegd. Waar anders kan dat nog? In onze tijd die zo van zelfzucht en grootspraak aan elkaar hangt. Waar anders kan de keerzijde van ons leven, plek krijgen? Dan in het gebed, waarin het aan God kan worden opengelegd. En we vertrouwen mogen, dat God ons vergeeft, ons aanneemt. Niet omdat we alles zo geweldig goed deden, maar mèt alles wat er ook verkeerd is gegaan. Niet voor niets beginnen we de diensten met zo’n soort schuldbelijdenis. Om ons vrij te maken van wat ons belemmert. En dan open te kunnen staan voor wat God ons te bieden heeft. Over ‘woord en sacrament’ spreekt Dick. Dat zijn niet de dogma’s die we te vuur en te zwaard zouden moeten verdedigen, omdat we anders alle grip kwijt zouden raken. Dat gaat juist om wat niet in onze macht ligt, maar wat ons wordt aangeboden, aangezegd, aangereikt. Het leven mag een geschenk zijn, dat we in dankbaarheid mogen ontvangen. Omdat we in de liefde van God, de betekenis van ons eigen leven kunnen vinden. Want als God ons niet verwerpt, dan mogen wij onszelf ook aanvaarden.

Dan hoeven we niet meer hard te schreeuwen om gehoord te worden. Dan komt de zucht tot meer, groter, meest, tot zwijgen en resteert de zucht van verlichting. Want zouden we niet altijd genoeg hebben als we in volkomen dankbaarheid ons leven kunnen begrijpen? Als we daaruit leven, dan zijn de anderen geen concurrenten, belagers of vijanden. Maar dan kunnen we elkaar in alle rust ontmoeten, spreken. Dan kunnen we elkaar bemoedigen, troosten en koesteren. Niet in strijdgesprekken, niet in vernedering of geweld, niet in oorlog waarbij het steeds om het veiligstellen van onze eigen belangen gaat, maar in het openstellen voor wat we elkaar te zeggen en te bieden hebben. ‘Ons geloof als kerk van Christus zal in de wereld vooral merkbaar zijn in onze liefde, onze ontferming over onze naaste’, schrijft Dick.

Die woorden zijn alleen maar urgenter geworden. Zomaar vanzelfsprekend is het niet. En de duisternis en het kwaad zijn niet zomaar te onderschatten, maar dat doet aan die boodschap niets af, onderstreept het belang eerder juist. Waar we dat aan elkaar kunnen waarmaken, wordt iets van God realiteit. Volgende week bij de Taizé-viering zal een lied centraal staan dat Dick in het bijzonder trof. Ik hoop dat het mij vergeven is, om het ook vandaag te zingen; the kingdom of God is justice and peace and joy in the Holy Spirit, come Lord, and open in us, the gates of your kingdom. Het koninkrijk van God is gerechtigheid en vrede. Kom, Heer, en open in ons, de poorten van Uw heerschappij.

Dat zal ons gebed zijn, waarmee wij in de wereld staan. Een gebed dat onszelf en de wereld eraan herinnert dat niet naastenliefde achterhaald is, maar dat zelfzucht en eigendunk volkomen aan het vastlopen zijn. En dat er wel degelijk een alternatief is. Niet meer, groter, meest. Maar wel degelijk: beter. De liefde van God.

Amen

18 september 2022
Wouter Slob
Bartholomeuskerk
Amos 8:4-7 1 Timoteüs 2:1-8