Alle preken

De verwachting van het Koninkrijk van God

"Komt er nog wat van?"

Zusters en broeders,

Erg opwekkend is de lezing uit de 2e brief van Petrus niet. Het einde der tijden wordt in heftige termen beschreven: ‘de hemelsferen gaan in vlammen op, en de elementen vatten vlam en smelten weg.’ Apocalyptisch wordt dit met een moeilijk woord wel genoemd, naar de gruwelijke apocalyps die het einde der tijden is. Om een nieuw begin te maken wordt alles wat bestaat weggevaagd. Zoals Sodom en Gomorra ooit werden weggevaagd. En zoals ooit de zondvloed alles van de aardbodem wegspoelde, maar dit keer zal het met vuur zijn. Staat geschreven.

Wat moeten we met dit soort profetieën aan? Moeten we ze ‘roepen’? Om een weg te banen in de woestijn? En dan de mensen schrik aanjagen in de hoop dat ze zich bekeren? Is daar op zichzelf niet reden genoeg voor? Worden de wetten en regels van God niet overal op aarde vergeten en geschonden. Kan dat zonder gevolgen blijven, of zal God inderdaad een keertje ingrijpen?

Zo’n vaart zal het wel niet lopen, zullen velen, wijzelf misschien ook wel, denken.

Want ook die verhalen van vroeger; die nemen we met een korreltje zout. Het verhaal van de zondvloed, denken velen, is misschien een herinnering aan een oeroude tsunami, maar zou het een wereldwijde vernietiging van Godswege zijn geweest? Als mythe wordt het dan vaak afgedaan. Een onderwerp dat (gek genoeg) misschien populair is voor kinderboeken, maar uiteindelijk niet veel meer dan is dan dat: een verhaaltje voor het slapen gaan. En dan hoeven we ook niet echt bang te zijn voor zo’n herhaling, met vuur…

Maar dan zouden we stellig de impliciete kracht van zo’n verhaal onderschatten! Want zo’n profetie hoeft geen feit te zijn om betekenis te hebben. Kàn in feite geen feit zijn, want moet nog gebeuren. En sommigen zouden mogelijk graag zien dat het gebeurde, en willen daar best een handje bij helpen.

Zo redeneerde in de jaren ’80 van de vorige eeuw de zogeheten Moral Majority in de VS. Een rechtse christelijke beweging die faliekant tegen nucleaire ontwapening was en die heftig protesteerde tegen de politieke ontspanning van de jaren 80. Als de wereld door vuur moest worden verwoest, dan dachten zij God een handje te helpen door voor voldoende brandstof te zorgen. Nucleaire bommen waren ideaal. Het oude moest immers verdwijnen en werd dus de vijand die moest worden verslagen. De verwoesters waren werktuigen in de handen van de wraakzuchtige God (en zouden zelf daarom de dans vermoedelijk wel ontspringen).

Helaas is dat in de kerkgeschiedenis niet denkbeeldig. Ooit meenden radicale dopersen een voorschot te moeten nemen op het Koninkrijk van God door onder leiding van onder andere Jantje van Leiden in Münster het Koninkrijk Sion uit te roepen. Halverwege de 16e eeuw vestigden deze radicale protestanten een bewind dat afrekende met de ‘oude samenleving’ en dat in verschillende opzichten verdacht veel leek op Islamitische Staat. In dat Koninkrijk Sion ging al het oude over boord, en chaos was het gevolg: moord, terreur en losbandigheid vierden hoogtij in Münster 1534. Het einde der tijden hoeft geen feit te zijn om een zeer concrete politieke betekenis te kunnen krijgen. Wat moeten wij er mee aan?

We lezen deze tekst op de tweede zondag van advent en het staat daarmee vanouds in het teken van de verwachting. Een verwachting waarbij dreiging in de lucht hangt. Een verwachting die ooit, bij het schrijven van deze brief een eigen specifieke context had. Het was een verwachting namelijk die uit was gebleven. Lang hadden de vroegste christenen geleefd in de verwachting dat het Koninkrijk van God ten spoedigste aan zou breken. Ten spoedigste, dat wil zeggen eerder volgende week dan volgend jaar. Maar in de 2e brief van Petrus is die verwachting getemperd. De brief is één van de laatste geschriften die in het Nieuwe Testament zijn opgenomen en bespreekt het probleem dat de wederkomst uitblijft. Dagen werden weken, weken maanden, maanden jaren en zeker 70 jaar verder, kon de vraag weleens rijzen ‘komt er nog wat van?’

Na nog eens twintig eeuwen kunnen wíj ons dat ook afvragen. Voor velen is het betekenisloos geworden. De hoop op de wederkomst is vervlogen en als we de Moral Majority en de 16e eeuwse Dopersen voor ogen hebben is dat misschien maar goed ook. En ook wij, broeders en zusters, passen onze vakantieplannen er niet op aan. Het zal wel niet zo’n vaart lopen met het einde der tijden…

De verwachting die in advent centraal staat is al te dikwijls verdund tot een gedachtenis. We kijken niet werkelijk vooruit, maar blikken terug. Kerst is het feest waarop we gedenken dat het Christuskind in een stal werd geboren, op aarde kwam, in de verleden tijd. We vieren het, de komst van dit kind, en verheugen ons in de komst van het licht in de duisternis. En in de weken van advent bereiden we ons er op voor. Maar in de gedachtenis lijkt vooral achter ons te liggen. Is de verwachting nog een levende realiteit? Een sprookjesachtige mythe, hooguit, een verhaaltje voor de Vaak, maar niet méér dan dat…

Zou er geen reden zijn om er méér betekenis aan te hechten? Want het is weliswaar nog geen feit, maar hangt er niet dreiging in de lucht? Oorlogen die woeden; vlakbij. Russen rammelen aan de poorten van Europa. En sommigen willen het vuurtje zelfs nog wel wat opstoken, en voelen wel wat voor dit soort spierballentaal. Vooral misschien omdat het duidelijkheid verschaft in een wereld die steeds minder duidelijk wordt en waarin we de weg kwijt lijken te zijn. En als alle vertrouwde structuren wegvallen, dan kan alleen maar chaos volgen? Zouden we dan maar geen voorschot nemen op een Nieuw Jeruzalem; een nieuwe politiek? Een nieuwe politiek die ruimte krijgt als er van alles wordt afgebroken, en het oude de vijand wordt die verslagen moet worden.

Onze tijd kent voldoende vijanden die verslagen moeten worden. Het kan de elite zijn, of de oprukkende vreemdelingen. Het kan culturele dreiging zijn, onze identiteit die onder druk staat, of de angst dat we overbodig worden door de technologie. Het kan de klimaatverschuiving zijn, of juist de kosten die gemoeid zijn daar wat aan te doen. Het blijkt de rechtsorde te kunnen zijn, die zomaar inzet van coalitieonderhandelingen heeft kunnen worden. Hangt er geen dreiging in de lucht?

Als dat de overhand neemt, dan is cynisme en onverschilligheid het resultaat. Als de dreiging even reëel als dreigend wordt, dan is er niks meer aan te doen en kunnen we alleen maar cynisch worden; het heeft allemaal toch geen zin meer. Als het al iets oproept, dan is het onverschilligheid. Onverschilligheid ten aanzien van de ander, die immers de vijand is. Alles en iedereen die ons bedreigt of beconcurreert  moet zichzelf maar redden, zoals wij dat ook moeten. Onze eigen bubbel is het Koninkrijk Sion dat moet worden bevochten op de anderen. Hoe het hùn zal vergaan, is ons onverschillig.

Het einde der tijden hoeft geen feit te zijn om betekenis te hebben, maar kan er aan bijdragen dat het realiteit wordt. Die Moral Majority was zogenaamd christelijk, maar gelovig was ze niet. Want ze namen de dreiging van de apocalyps wèl serieus, met het cynisme en de onverschilligheid, maar de Bijbelse tegenhanger van de Belofte van God speelde géén rol. Want achter het onheil ligt de belofte van heil. Durven we dat ook te zien; dáár betekenis aan te hechten?

Dán leven we niet van cynisme en onverschilligheid, maar van hoop. En daar moeten we ook zelf werk van maken. Als we een voorschot willen nemen op het Koninkrijk van God, dan gaat het niet om het nieuwe op het oude te bevechten; gaat het niet om het aanwijzen van zondebokken of het maken van slachtoffers. Dan gaat het er om dat we het nieuwe gestalte geven door het oude achter ons te laten. Het oude dat de dreiging was, en dat opgelost kan worden als we het goede doen. En het goede doen we, als we cynisme en onverschilligheid laten varen en in liefde onze verantwoordelijkheid nemen.

Heeft dat zin? Als we al zoveel eeuwen en eeuwen wachten op dat Koninkrijk, en het nog steeds niets is geworden? Of ìs de Heerschappij van God in feite steeds al realiteit geweest waar de liefde heerste. Ís de Heerschappij van God nooit weggeweest en al eeuwen lang realiteit wanneer het wordt waargemaakt. Daar moeten we niet op gaan wachten; dat mogen we willen zien als wij er zelf ernst mee maken.

Amen

10 december 2023
Wouter Slob
Ontmoetingskerk
Jesaja 40: 1-11 2 Petrus 3: 10-13